zaterdag, maart 15, 2008

Maart

Het staren door het raam. Het wordt een dagelijkse bezigheid. Het regent, het valt met bakken uit de lucht. De wereld buiten verdrinkt in monotoon grijs. Geen kat te zien op straat.Mensen wagen zich niet door dit hondenweer, alleen autos die af en aan rijden. Ik hoor het water opspatten onder hun wielen. Waterslikkers slikken het teveel aan water. Riolen als darmen. De regen wast de zonden van deze stad schoon, drijft ze diep onder de grond. De regen maakt dat ik nergens heen kan of nergens heen wil en het lijkt wel of de muren op me afkomen, me langs alle kanten insluiten. De wurggreep van het dagelijks bestaan.

Het was vreemd om je onlangs terug te zien - na al die tijd. Hoe lang is het geweest? Een jaar, misschien meer? Te lang, dat staat vast. Ik ben gestopt de tijd bij te houden, ik heb de dagen zien verglijden in maanden, en ergens halverwege moet ik de tel zijn kwijt geraakt.Vanuit de verte had ik je niet herkend. Misschien heb ik gedacht: wat een mooie vrouw, en pas toen je voor me stond drong het tot me door dat jij het was. Jij, met die glimlach van weleer en een welgemeende Hoi!. Daar stond ik dan, bedremmeld en overbodig, de mond vol tanden, zoekend naar de woorden die toch niet willen komen. Ik had mezelf wel kunnen slaan om al die onuitgesproken gedachten.Ik had het willen uitschreeuwen: Neem me terug, maar wanhoop is nooit een goeie leidraad, het vertroebelt je zicht en leidt je alleen maar af van je uiteindelijke doel. Ik kom nooit verder dan gemeenplaatsen, mijn gestameld Je ziet er goed uit., de ogen gericht ergens op een oneindige verte naast je strekt me dan ook tot twijfelachtige eer dat ik ook toen geen stap verder buiten mijn gemeenplaatsgrens heb gezet. Ik neem het je dan ook niet kwalijk dat je net op dat moment iemand anders zag. Het trekje om je mond dat hopeloos zei, het was er nog steeds.

Kijk haar in de ogen en vertel haar wat je te zeggen hebt. Het is makkelijk praten nu, nu alles weer verleden tijd is. Je bent weer verdwenen, god mag weten waarheen en of ik je ooit nog terug zal zien.Goede voornemens komen toch steeds weer te laat en hoe dikwijls ik de woorden ook repeteer en de film van jou en mij afspeel in mijn hoofd, het blijft altijd hetzelfde. Woorden blijven gedachten en krijgen nooit vaste vorm. Anders had ik je nu kunnen zeggen wat ik toen toch nooit kon. Hoe mooi je bent in het ochtendlicht, als de zon zich in een lange streep door de gordijnen die niet helemaal gesloten zijn een weg baant over het bed. Je ogen die oplichten en de warmte van je naakte borsten als je op me ligt, het golven van je lichaam, ik in jou en de wereld die heel even verdwijnt. Twee koude handen in de winter en je lach die me verwarmt, van binnen uit.

Het regent nog steeds en ik kan of wil nergens heen. Ik zet de televisie aan. Ik wil niet meer denken, alleen maar gedachteloos drijven in een poel van overbodige onzin die op het scherm verschijnt, tot de nacht de kamer binnen sluipt en alles baadt in het flikkerend blauwige televisielicht. Deze stad zal verdrinken en ik verdrink met haar mee. Hoe kan je zeggen dat je iemand mist.

zaterdag, januari 06, 2007

Een ernstig geval van vals zingen bij de familie E.

Omwille van de kerstboom wordt de gezelligheid van de L-opstelling van onze zetels onderbroken en staan diezelfde zetels nu netjes evenwijdig aan en over elkaar. Middenin blijft er uiteraard plaats voor 's werelds grootste god, televisie.
Goddeloos als ik ben durf ik die al wel eens de rug toe keren, hij weet immers dat ik vroeg of laat weder tot hem zal keren. Nu maakt hij noodgedwongen plaats voor een boek. Na slechts een paar bladzijden treft zijn toorn mij echter, en harder dan ik had verwacht onder de vorm van Vlaanderens meest geadoreerde groepje. Als ik niet meer naar mijn god kijk, dan maakt hij wel dat ik hem hoor. Het is een wrede straf, die ik lijdzaam maar met tegenzin onderga. Want ik weet en ik hoor met mijn ver van perfect muzikaal gehoor dat Vlaanderens meest bewonderde vlotte-jongens-TV-persoonlijkheid er behoorlijk naast kan zingen. Amuzikale mensen onder elkaar, je kent dat wel. Ken je dat niet? Het is als een sexueel anders geaarde persoon op kilometers afstand een andere sexueel anders geaard persoon uit een groep mensen kan halen.
Alsof horen niet volstaat, begin ik ook effectief te luisteren naar wat er gezongen wordt. De tekst, of wat daar voor doorgaat. Het past niet, het is hoekig, het vloeit niet zoals het hoort. Verschillende lijntjes tekst, banaal gemeengoed dat geen samenhangend geheel vormt maar een slijmerige drab. Het gaat er in als zoete koek. Maar niet bij mij!
Ik grabbel met één hand naar het grijze bakje en duw op de knop. Leve het atheïsme!

zaterdag, december 30, 2006

Angry Young Men

Waarom ben je
op je twintigste
een angry young man
en op je vijftigste
een grumpy old man
als je nog steeds
tegen dezelfde windmolens strijdt?

donderdag, december 07, 2006

Als Klaartje speelt

Klaartje klaterlacht ziel en lichaam bloot
ze speelt het spel van op en neer en telkens weer
met haar mond als een vochtig-warme grot
wekt zij me tintelend weer tot leven
Met een hand wikt ze
en ze weegt mijn mogelijk nageslacht
dat ze met zacht gebaar streelt nog voor het komt.
Schaamteloos gewichtig drukken haar borsten
vrijgevig in de holte van mijn buik
waar zij gevangen worden en zachte,
vaardige bakkershanden vormen kneden
De ongelikte beer in mij zoekt likkebaardend
in de bloeiende roos van lippen
naar haar honingzoete geheim
maar laat de knop intact voor vingeroefening
en opent de poort van jade waar ik
met radde tong plagend een gedicht van genot spel
tot mijn welsprekendheid haar zalig maakt
In de roes van de explosie stijg ik
met mijn Venus mee ten hemel
en in een moment van slapte prevel ik:
'Kom, Klaartje, kom, je hebt je spel gespeeld!'

vrijdag, december 01, 2006

November

Maya neemt me bij de hand en leidt me naar een bank tussen de bomen.
'Kom', zegt ze, 'we moeten praten.'
De wind en de bladeren spelen een symfonie in groen, geel, rood en bruin. De bank is vochtig van de herfst. Ze zoekt de droogste plek, slaat haar knielange jas op en drapeert die zorgvuldig over de bank heen. Ik zit naast haar en ze neemt mijn hand nu in haar beide handen. Onze vingers zijn nog verstrengeld en zij plooit haar andere hand er stevig omheen, alsof mijn hand bevroren en doods is. Ze kijkt me aan met haar trieste ogen, vol weemoed en melancholie, en ik raad wat komen gaat. Maya kijkt weg en bijt op haar onderlip, een onbewust gebaar dat zo vertrouwd is geworden dat het van mezelf zou kunnen zijn.
'Het gaat niet.', zegt ze. Ze kijkt me niet meer aan. Haar ogen zijn gericht op een plek ergens tussen ons beiden in, een onbestemde leegte, een afstand die steeds groter dreigt te worden. Als pas wakker uit een droom kijkt ze me weer aan, de aarzel op haar gezicht.
'Je weet het toch ook, dit kan gewoon niet.'
Ik weet dat ze gelijk heeft maar ik verdring die gedachte. Ik vervang ze door herinneringen, van twee lichamen in elkaar, van de geur van haar haar waar ik mijn gezicht in begraaf als ik haar nek kus en van hoe haar ademhaling reageert.
Beiden staren we naar de oceaan van leegte die nu tussen ons ligt, hopend op een woord van de ander dat als Mozes deze zee van onbegrip open splijt en we weer bij elkaar kunnen komen. De magie van de woorden ontbreekt me, ik kan alleen maar staren, en niet langer denken.
Ze kust me zacht, brengt dan haar mond naar mijn oor. 'Ik houd toch van je, onthoud dat goed, wil je?' Ze fluistert de woorden alsof het een geheim was, alsof het ons geheim was. Ze maakt zich van me los en staat op. Als ik opkijk ontmoeten onze ogen elkaar, heel even nog. Dan draait ze zich om en gaat. Ik staar naar de grond. Ik weet dat ze bij me weg gaat. Ik hoef niet te kijken om te zien hoe ze langs het pad door de bomen naar de parkeerplaats stapt, hoe haar jas om haar heen fladdert en uitwaaiert, dansend op het ritme van haar bewegingen. Het zit allemaal binnen in me. Zij zit nog in me.
De warmte van haar handen brandt nog in de mijne. Ik vouw mijn handen samen in een wanhopige poging haar warmte vast te houden. Het starten van haar auto klinkt zo vertrouwd, de banden knerpen op het grind. Het geluid van de motor dooft langzaam uit in de verte.
Ik staar voor me uit en trek mijn jas vaster om me heen. Een vergeeld blad valt van een boom en dwarrelt op de grond. Diep binnenin sterft een heel klein stukje van mezelf. Het wordt koud deze herfst.

zondag, november 26, 2006

Camera Obscura: The Pier


Blankenberge 12 juli 2006

Canon G5, 1/1250, f4.0

fitness

Fitness is eindelijk terug een beetje deel gaan uitmaken van mijn alledaagse leven. Het heeft weer even geduurd voor ik die drempel weer kon nemen, voor ik mezelf ertoe kon bewegen mijn gezellige zetel, waarin zich al een mooi, knus kuiltje had gevormd dat verdacht veel leek op een afdruk van mijn zitvlak, te verlaten. Die weerstand van lichaam en geest om je telkens weer naar de fitnesszaal te slepen, je om te kleden en in het gezelschap van mensen die er allemaal fitter uit zien dan jezelf op zo een martelwerktuig te kruipen? Is het herkenbaar? Zo ja, dan kan je even goed als ik beamen dat het meestal maar om een initiële weerstand gaat, want eens je daar bent dan wil je er tegenaan.
Ik volg niet het minste schema. Op goed geluk en gevoel neem ik plaats op een van die toestellen. Meestal gaat het dan om een fiets, een loopband of een toestel waarvan ik de naam maar niet kan onthouden maar dat je benen dwingt een soort onnatuurlijke elliptische beweging te maken op twintig centimeter van de grond terwijl je tegelijkertijd met je armen trekt en duwt. Je stelt je tijd, je niveau en je gewicht in en je start. Dat gewicht gaat echter nooit naar beneden – ik troost me met de gedachte dat ik misschien wel even veel aan spiermassa win dan dat ik aan vet en vocht verlies. Ondanks alles ga ik er van uit dat al die slogans toch wel ergens op waarheid berusten, en dat sporten goed voor me is.
Ik maal dus plichtsgetrouw mijn kilometers af op de fiets en dat elliptisch toestel. Het zweet stroomt in beken uit elke porie van mijn lichaam, langzaam naar beneden. Op een of andere manier lijkt het alsof al die zweetdruppels een geheime afspraak tot samenkomst hebben op mijn billen en tussen mijn benen, zodat ik er na een uurtje werken uitzie als een incontinente bejaarde.
De loopband is pas een echte marteling. Goed. Laten we zeggen dat het een fase is waar je door moet, en dat het ooit wel zal beteren. Het lijkt echter dat na al die maanden van noeste arbeid nog geen grammetje spier op mijn lichaam is verschenen en ik enkel en alleen besta uit een berg golvend en lillend vlees. Ik start op de loopband, en eens op een bepaalde snelheid kom ik in resonantie en begint alles te bewegen. Het willoze buikspek gaat op en neer, mijn borstkas is geen borstkas maar blijkt plots te bestaan uit twee borsten cup D die netjes links-rechts, links-rechts, mee op en neer deinen met mijn looptempo. Ik gooi een handdoek in mijn nek en laat hem netjes afhangen zodat geen mens die zeeziekmakende beweging merkt.
Gelukkig komt aan alles een eind, dus ook aan deze zelf opgelegde marteling. Tijd om een echte sauna te nemen ontbreekt me helaas, maar niets houdt me tegen een lekkere wisseldouche te nemen. Het is vreemd om in de kleedkamer de mannen te zien die even daarvoor nog met hun spieren pronkten. Hier gaat met een snelle beweging een handdoekje rond de gestaalde billen en dan is het met badhanddoek en onderbroek richting douches. Ze komen er niet uit voor ze netjes afgedroogd zijn en het piemeltje netjes verpakt is. Vreemd zeg ik, omdat na het lezen – nu ja, doorbladeren - van Goedele Liekens’ penisboek je zou denken dat er geen schaamte bestaat voor al die ideale maten. Niets is echter minder waar, ik denk dat geen van al die sporters te zien is op de foto’s in haar boek. Zou het dan toch waar zijn dat de meeste mannen gaan sporten om iets anders te compenseren?

vrijdag, oktober 20, 2006

perpetuum mobile

Mijn hart heeft honderd kamers.
Ik loop de gangen door, doelloos. Ik weet niet meer wat ik zoek. Ik dwaal. Het gebeurt me de laatste tijd wel vaker. Gericht ga ik op zoek, maar steeds dwaal ik verder af van wat ik zocht.
Kamer na kamer. Het stof waait op, witte lakens bedekken de meubels. Papier aan de muren, het laat los in de hoeken, en op de plaats waar eens gezichten van op foto's de kamer in blikten is het papier minder vaal dan elders. Veel foto's zijn verdwenen, herinneringen verkruimelen tot stof en bedekken de vloer. Ik laat sporen na.
Veel kamers zijn verlaten. De bewoners zijn verdwenen maar ze hebben hier nog steeds hun plaats. Hun geest zwerft rond en als ik stil ben hoor ik hun stemmen. Het gelach en het klinken van de glazen. Woorden van liefde en woorden van haat. Woorden van spijt. Gefluister. Ik voel de warmte van zo vele lichamen. Naakte huid op naakte huid. De intimiteit van het samen zijn, het delen en het geven. Handen verstrengeld, het zoeken naar elkaar en lippen die vinden. Gulzig. Lust of liefde, maar zelden beide.
Ik zet me neer in het stof van mijn verleden en sluit mijn ogen in een rode waas. Gezichten doemen op. Plaatsen, namen en datums. Helder soms, onsamenhangend op andere momenten. Er zijn geen verbanden meer, geen context. Alles loopt door elkaar en ik vraag me af ik hier ooit wel iemand gewoond heeft. Verbeelding en wens. Personen vloeien naadloos over in elkaar. Ik construeer een droom van eigenschappen en ideeën. Ik vorm een vals beeld dat in duizenden scherven uiteen valt bij de minste aanraking. Ik snij mezelf als ik wanhopig de waarheid die ik niet wil zien probeer te verdoezelen
Ik ren de gangen door, loop trappen op en af, kamer in, kamer uit. Op zoek naar dingen die niet meer bestaan. Op zoek naar jou, op zoek naar haar, op zoek naar zand dat door mijn handen glijdt. De tijd staat stil en is niets wat het lijkt. Afgesloten kamers met spoken. Kijk eens onder je bed. Dingen die ik niet meer wil zien. Schimmen van gebroken trots, hier huist de reus van de schaamte. Hou de deur dicht, laat hem niet naar buiten! De kelderdeur vertoont hout op de plaatsen waar de verf verdwijnt. Ik ken de geur van de donkerste krocht, van vocht en van vrees. Door de deur, de trap brokkelt af, hier is het gevaarlijk. Beneden zijn nog duizend deuren, stevig afgesloten, duizend angsten sluimeren. Ik kijk even in de duisternis en sluit de deur. Hier wil ik niet zijn.
Er zijn plaatsen waar ik met regelmaat kom. Geen stofje ontsiert de vloer, kaders hangen netjes aan de muur. De zetels zijn comfortabel, ik zink weg en sluit mijn ogen. Geen vloedgolf van herinneringen, maar een gestage stroom van beelden en geluiden. Twee lichamen in de donkere kou van een winternacht, onze adem laat witte wolkjes na op een met sterren bezaaide achtergrond. Ik plooi me om haar en bescherm haar tegen de kou. We kruipen in elkaar op zoek naar warmte. Ik begraaf mijn gezicht in haar donkere krullende haar en snuif de geur op. Ik kus haar boven op je hoofd. Ze draait zich om en kijkt me aan. Gestolen kussen. De waarheid van een ver verleden, het antwoord op een vraag.
Een zacht vuur brandt in de kamer, de warmte is aangenaam. Het vuur brandt al zolang ik haar ken, gevoed door een oneindige brandstof. Het perpetuum mobile van de liefde.
Mijn hart heeft honderd kamers. De deur staat open, er is altijd nog wel een kamer vrij voor iemand zoals jij. Kom binnen als je wil. Ik koop je nieuwe meubels naar jouw smaak, ik kook voor jou als je dat wil. Ik vraag je honderuit maar leg je vinger op mijn lippen als je wil dat ik zwijg. De prijs die je betaalt blijft gelijk, al blijf je je hele leven of al blijf je voor één nacht. Je krijgt de ruimte, je mag vertrekken als je dat wil. En als je terug komt in het donkerste van jouw nacht brandt er een zacht vuur in je kamer, de warmte is aangenaam.

woensdag, augustus 30, 2006

80's video: Medium Medium - Hungry, So Angry

De agressieve punkfunk van Medium Medium was vernieuwend in het begin van de jaren '80. Zelf noemden ze het 'extreme dance music' of 'searing Zen funk'. Dance-ritmes, gecombineerd met de staccato gitaar, slap-bass en huilende sax typeren Medium Medium.
Muziek uit 1981 die de tijd zonder problemen heeft doorstaan; Hungry, So Angry is een song die staat als een huis.

de video op YouTube.

Meer info, geluid (outtakes, live en rarities) en beeld op de webstite van Medium Medium.

De parabel van de verloren zoon

Het verhaal dat ik jullie nu vertel vond heel, heel lang geleden plaats in een land dat Absurdia heet, en dat heel, heel ver weg ligt. Soms is dat land heel gemakkelijk te bereiken, en soms ook weer juist niet. Soms vind dit verhaal echt wel heel lang geleden plaats, en soms ook weer juist niet. Dat bewijst dat tijd en ruimte onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en om het allemaal nog wat mooier te maken: de tijd- en ruimtedimensies zijn uitermate flexibel zodat je eigenlijk op elk moment van om het even waar je ook bent zo in Absurdia kan belanden. Dat bewijst dat Stephen Hawking gelijk heeft - maar daar gaat het hier niet om. Het is een waar verhaal, al hangt het er allemaal maar van af hoe je het bekijkt, want alles is relatief. En zo heeft ook weer Einstein gelijk - maar daar gaat het hier ook niet om.

Ergens in Absurdia ligt een klein dorpje, Cocagne geheten. Sommige mensen zeggen dat de tijd er is blijven stilstaan, maar dat is: ten eerste niet waar, en ten tweede, het zou ons terug bij flexibele tijdsdimensies brengen, en we hadden afgesproken dat we het daar niet meer gingen over hebben - ondanks het grote gelijk van Stephen Hawking.
Ooit leefde in Cocagne een man die twee zonen, en wel een tweeling, had. Hij hield van beide zonen even veel, dat wil zeggen zielsveel. Behalve op momenten dat ze even ondeugend waren en de kat in brand staken, want hij was wel een beetje aan die kat gehecht geraakt. Hij liet hun dan ook de ruimte om zich volledig naar eigen inzicht te ontplooien, hun raad te geven waar kon, maar hij lette er op hun nooit de indruk te geven dat ze gedwongen waren iets te doen. Bovendien was hij heel vergevingsgezind. Zo gevingsgezind zelfs dat hij dat incident met dat schaap en die rubber laarzen met de mantel der liefde bedekte - ook al was hij zo wat de enige in Cocagne die dat deed. Maar een vader blijft uiteraard een vader, en heimelijk hoopte hij dat zijn zonen later in zijn voetsporen zouden treden: hoofd worden van de enige badhanddoek- en washandfabriek die Cocagne rijk was. Als ik zeg dat hij die fabriek met zijn eigen handen groot had gemaakt snappen jullie de droom die hij voor zijn zonen koesterde wel - zo niet beginnen jullie maar beter niet aan kinderen.

Naarmate de twee kinderen ouder werden begon hij het verschil tussen beide te merken. Terwijl Jean meer en meer tijd doorbracht in de fabriek, was Karel er nooit te vinden. Karel streefde een vrij leven na, hield creativiteit hoog in het vaandel, en het moet gezegd: zijn artistieke talenten waren uitgesproken. Vooral muziek genoot zijn interesse. Vader zuchtte inwendig maar kocht Karel wat hij wou aan muziekinstrumenten en concentreerde zich voor zijn fabriek op Jean. De tijd verstreek, en het werd de oude man duidelijk dat zijn twee zonen verder en verder uit elkaar groeiden. Toen het hem op een dag, een maandag meerbepaald, te veel werd, riep hij Karel bij zich. Al had hij zich neergelegd bij het feit dat Karel nooit geschikt zou zijn om mee de fabriek te leiden, waagde hij een laatste poging om hem naar zijn kant te brengen.
Wat de vader vreesde bleek waarheid.'Neen vader', sprak Karel, 'Ik wil het vrije leven, de vrouwen, de drank, reizen, de wereld zien. Ik wil rocken en ik wil rollen.'
'Goed.', zei vader. 'Als dat is wat je werkelijk wil. Ga en maak je eigen leven. Niet dat ik er iets van snap, maar ga, ik zal je geld geven om je op weg te helpen.'

Karel had zich jaren lang als Atlas gevoeld die de wereld op zijn schouders torst, zo zwaar woog de last van het vermoeden ooit in de fabriek te werken op hem. Hier dient tussen haakjes gezegd te worden dat: (ook al waren de inwoners van Absurdia perfect op de hoogte van relativiteit en flexibele ruimte- en tijdsdimensies, ze geloofden nog steeds dat de wereld effectief op de rug van een gigantische reus steunde). Eens van die last bevrijd echter kocht Karel zich een nieuwe gitaar en een kaartje enkele richting op een boot naar een zuiders land. En weg was hij.
Ondanks het feit dat hij de fabriek voor zich alleen had voelde Jean nu voor het eerst een leegte, een wrang gevoel dat hij zijn broer kwijt was, en een nog iets wranger gevoel dat hij misschien ook meer zijn hart had moeten volgen en niet alleen voor de fabriek gaan.
Jaren gingen voorbij, en Jean legde zich neer bij het feit dat hij de fabriek in handen kreeg. Vader werd ouder en had soms last van heimwee en een dubbel gevoel. De fabriek floreerde als nooit tevoren dankzij de deskundige leiding van Jean en een doorgedreven bewustmakingsprogramma onder de bevolking van Absurdia betreffende dagelijkse hygiëne. Langs de andere kant had hij een zoon die hij in geen jaren meer gezien had, waarvan hij niet eens wist of hij nog wel in leven was. Soms zag hij in gezichten van anderen het gezicht van zijn zoon en vulde zijn hart zich van trots en blijdschap omdat zijn zoon terug was. Ook dat was tegenstrijdig. Dat zijn hart zich van blijdschap vulde begreep hij wel, maar van trots snapte hij helemaal niet, want hij wist helemaal niet wat zijn verloren zoon uitrichtte en of hij wel trots moest zijn. Dat is nu eenmaal een van die kleine, onverstaanbare dingen die inherent zijn aan het vaderschap. Soms regen de dagen zich aan elkaar, soms zonden de dagen zich aan elkaar, maar weer of geen weer, de dagen gingen voorbij. Jean trouwde, er kwamen kleinkinderen, en vader werd grootvader, zoals dat dikwijls gaat als er kleinkinderen komen.

Op een dag kwam er een lange, slungelachtige man de deugdelijkheid van Cocagne binnengestapt. De dorpsbewoners vonden het een vreemde man, die niet echt in hun gemeenschap thuishoorde. Hij had lang haar, droeg een gitaarkist en een felgebloemd hemd met een kraag met enorm lange punten. 'Wie is toch die vreemde man?', vroegen de inwoners van Cocagne zich af. Dat deden ze in stilte, want de inwoners van Absuridia zijn vreemd beleefd opgevoed. Desalniettemin bleven de vragen zich opdringen. 'Wie is die man, gekleed als een hippie van jaren terug? Heeft hij dan punk en new wave over geslagen? Heeft hij niet die twee maanden meegemaakt dat grunge een beetje populair was? Hij lijkt wel alsof hij net als Docter Who door de tijd heeft gereisd!'. Maar het vreemdste was dat de man zelfverzekerd, maar met toch een lichte twijfel, recht op de fabriek van badhanddoeken en washandjes afging, net als iemand die jaren is weg geweest.
Resoluut stapte de vreemde man het gebouw binnen en liep zonder omzien door naar het kantoor van de directeur. Daar liep hij binnen en riep 'Dag vader!'.
Jullie hebben ondertussen wel door wie die vreemde man is, niet? Ik wil met dit verhaal een breed publiek bereiken en heb het dat ook bewust niet té spannend of té intellectueel gemaakt zodat zelfs de minstbegaafden onder jullie mee zijn. Geen dank hiervoor, het is graag gedaan.

Jean was altijd de slimste van de twee geweest, dat was niet tegen te spreken. Hij had dan ook onmiddellijk door wat er gebeurde. Hij trok een lade van zijn bazenbureau open en zette zijn vriendelijkste gezicht op. Ondanks het feit dat hij een donker vermoeden had dat hij nu misschien zijn badhanddoekenimperium zou moeten delen met zijn sjoffele niet-zo-verloren-zoon-van-zijn-vader, bergroette hij zijn broer allervriendelijkst. 'Ik ben je vader niet, Karel', zei Jean, 'vader en moeder zijn reeds jaren dood!'. Karels gezicht verstrakte en tranen prikten reeds in zijn ogen, tot die goeie ouwe Jean 'Grapje!!!' riep. Samen lachten ze om die goede grap en het feit dat vader niet dood was, dat alleen moeder al lang geleden begraven was, en dat vader nu hertrouwd was met een onmogelijke kenau van een vrouw die in een elektrische rolstoel zat. Even leek het alsof ze terug jongens waren en alles weer goed was en de wereld alleen bestond uit katten om in brand te steken, schapen en rubber laarzen. Zo bleven ze beide even mijmerend staan en dachten ze met een glimlach om hun mond terug aan die vervlogen tijden van vroeger en dat schaap. Jammer dat het schaap dood moest, maar na wat er gebeurd was zou het toch niet meer voor consumptie geschikt zijn.
'Zo', verbrak Jean de betovering, 'laat me even al mijn washandjesvergaderingen voor vandaag afzeggen, en dan gaan we naar vader'. Hij parkeerde Karel even achter zijn bureau en liet hem de foto's van zijn vrouw en kinderen bewonderen. Zelf liep hij door naar het kleine kamertje waar zijn secretaresse huisde en meldde zich voor die dag vrij. Zo had hij tijd om zijn volgende zet te overdenken.

'Karel, Karel, Karel!!', riep vader uit, 'Karel, Karel, Karel!!!'. Ondanks zijn gevorderde leeftijd was vader nog niet seniel, maar hij had wel de ongelooflijk irritante gewoonte om in herhaling te vallen. Dat, en het feit dat Mariette een onmogelijk mens was, maakten dat schoondochter en de kleinkinderen de laatste tijd niet meer zo dikwijls op bezoek kwamen. Gelukkig werd vader daarna spraakloos van emotie en vielen vader en de verloren zoon in elkaars armen en Jean van zijn schavotje. Na al die jaren hard labeur zag vader hem niet meer staan! Na al wat hij voor de fabriek had gedaan! Nooit hadden ze meer washandjes en badhanddoeken verkocht dan nu! Jaloersheid maakte zich van hem meester, net zoals een lichte woede en ongerustheid.
'Mariette, jij ongelooflijke feeks!', sprak vader tot zijn tweede vrouw, 'kom hier en leer mijn zoon kennen, die waar ik je al zo veel over verteld heb. Nee, beter, maak alles klaar om een groot feest te bouwen'.
'Geef me dan eerst de batterijen van de rolstoel!', beet zijn tweede vrouw hem toe. Vader had in al die jaren in de fabriek geleerd dat bezuinigen heel wat geld opleverde, maar dat had wel tot gevolg dat Mariette slechts met zijn goedvinden gebruik kon maken van de batterijen van haar rolstoel, en dus in feite zo goed als immobiel was. Met vernieuwde vrijgeeflijkheid werd Mariette gemobiliseerd, en kort daarna was heel het dorp uitgenodigd om aan te zitten aan het banket ter ere van de verloren zoon. Er was eten en drinken in overvloed, het fijnste van het fijnste. Er was konijn, en hespen, een varken met een appel in zijn bek werd aan het spit gerijgd. De beste witte en rode wijnen vloeiden in overvloed. Een lam werd geslacht. Dat het lam bij toeval een vijfde generatie afstammeling van het bewuste schaap kon de pret niet deren, integendeel.

Terwijl het hele dorp de kennismaking met Karel hernieuwde en dronken werd, bekroop het gevoel van onbehagen Jean. Hij kon het niet langer aan. 'Vader!', riep hij uit.
Het feestlawaai verstomde. 'Waarom smijt je zo veel geld over de balk voor je verloren zoon. Zie hem hier staan, je weet niet meer wie hij is, wat hij gedaan heeft. Hij is meer dan twintig jaar weg geweest, wie weet welke schande heeft hij over onze familie gebracht!'
Een afkeurend gemompel ging op onder de genodigden, en vader keek Jean strak in de ogen. 'Jean', sprak vader streng, 'spreek niet zo over je broer. Ooit waren jullie vier handen op een buik, onafscheidelijk! En nu, nu zou uitgerekend jij je broer verloochenen!'. Kwaad wendde Jean zich af en gaf een trap tegen de gitaarkist van Karel, alsof hij Karel zelf een trap gaf. Door die beweging sprongen de slotjes van de gitaarkist en ging deze langzaam open. Een kreet van verbazing steeg op uit het talrijke publiek. In de gitaarkist lagen verscheidene gouden platen en CD's, ja zelfs enkele platina!! Dat alles op een bedje van duizende en duizende briefjes van honderd euro. Toen werd het opeens heel, heel stil een keek iedereen heel, heel verwachtingsvol naar Karel.
'Laat maar, vader, ik kan alles uitleggen.' 'Zoals jullie wellicht wel weten kocht ik meer dan twintig jaar geleden een enkele reis naar het zuiden en een gitaar?' Het volk knikte instemmend.
'Wel dan', hernam Karel, 'daar aangekomen ging een nieuwe wereld voor me open. De temperaturen waren er hoog, en de vrouwen passioneel en heet. Door mijn goede voorkomen - Jean heeft de hersenen en ik heb de looks (weer instemmend gemompel bij het publiek) - had ik daar veel succes.'
'Alleen', even pauzeerde hij. Het publiek hing letterlijk aan zijn lippen, en dan is het niet evident om met zo'n tweehonderd man publiek die aan je lippen hangen een spannend verhaal te vertellen. Toen hij ze allemaal had afgeschud ging hij verder. 'Alleen was mijn naam nogal moeilijk, ze spreken daar een andere taal, dat snappen jullie wel.' 'tuurlijk, 'tuurlijk, gaf het volk te kennen, dat begrijpen we volkomen. 'Ik heb mijn naam, Karel Santens, omgezet naar hun taal, en dat werd dan Carlos Santana. En ja, toen kregen ik en mijn gitaar wel heel wat succes, en, om een lang verhaal kort te maken, zo kom ik dus aan al die gouden en platina platen en het geld.' Blij met deze logische en opbeurende verklaring fleurde het feest weer helemaal op.
Krijtwit stond Jean zijn broer aan te staren. 'Broer,' stamelde hij, 'is dat werkelijk waar?' Karel/Carlos knikte. 'Maar dan ben jij de koning van de latino-rock, de man van die opzwepende ritmes, de... de...' Weer knikte Karel/Carlos. 'Ik heb mijn vrouw leren kennen op jouw samba pa ti, ik heb al je platen. We spelen ze dikwijls in onze slaapkamer af. Die helse ritmes dwingen mijn vrouw en ik tot opwindende, nietsontziende en energievretende sex en...'
'Ik vergeef het je, broer.' Karel had door dat Jean hem om vergiffenis vroeg en zich schaamde, maar hij wou vooral voorkomen dat Jean verder doorging op de topic huiselijke sex. Vader, Jean en Karel vielen elkaar in de armen en alles kwam weer goed. Badhandoeken Santens vlogen als warme broodjes de deur uit en Carlos Santana had succes als nooit voorheen. (Als er iemand weet waar er warme broodjes de deur uit vliegen, laat het me dan alsjeblief weten, dat wil ik wel eens met eigen ogen zien.) By the way, ze leefden trouwens nog lang en gelukkig, jullie weten wel hoe dat gaat in dat soort verhaaltjes.

Voor de mensen die nu een moraal verwachten, hier komt ie: elke gelijkenis met bestaande personen, badhanddoeken of rocklegendes is louter toevallig en kan niet ingeroepen worden om enige schadeloosstelling te verkrijgen.

dinsdag, augustus 22, 2006

Eerlijkheid en de vrouw

Wat wil een vrouw van een man? Trouw, dat is heel belangrijk heb ik zo begrepen. Humor wordt als een goede tweede genoemd. Attent zijn helpt als man ook al wel eens om het hart van een vrouw te bekoren, en blijf alsjeblief heel je leven verrassend.
'Je bent eerlijkheid vergeten!', zal menig vrouw nu uitroepen. Ik geef toe dat heel wat dingen die vrouwen van een man verlangen me ontgaan - ik ben dan ook geen specialist ter zake. Maar eerlijkheid was ik niet vergeten. Alleen, ik heb een beetje mijn twijfels of eerlijkheid wel in dat rijtje thuis hoort. Tot voor kort dacht ik dat eerlijk zijn in wat je zegt en in wat je doet bij de onmisbare eigenschappen onder gebracht moest worden. Omdat ik probeer er steeds naar te streven het beste in mezelf boven te halen, nam ik het voornemen om ten allen tijde eerlijk te zijn tegen vrouwen, wat er ook gebeurde.

Onlangs stond ik te praten met een vrouwelijke collega, laten we haar S. noemen, ook al heet ze in werkelijkheid Kristine. Het is een leuke meid, mooi om te zien, goedlachs en open van geest. Soms ben ik wel eens geïmponeerd door haar aanwezigheid. Ik ben door de natuur dan ook niet echt bedeeld met een heel aantrekkelijk voorkomen, iets dat zich soms wel eens durft uiten in een soort verlegenheid die vrouwen charmant plegen te vinden. Niet dat ik het er om doe, maar je slechte eigenschappen uitbuiten en ombuigen tot een voordeel is een kunst.
Het gesprek vlotte goed, golfde op en neer, en mijn gebruikelijke terughoudendheid maakte plaats voor een onvermoede zelfzekerheid. Toch is het zo dat iemand in de ogen kijken een hele opgave blijft. Het versterkt het vertrouwen tussen twee gesprekspartners, maar voor mij is het alsof die andere persoon tot in het diepst van mijn ziel kan binnenkijken. Het is geen prettig gevoel om je zo naakt te voelen, zo zichtbaar voor de ander. Als gevolg daarvan dwaalt mijn blik het grootste deel van de tijd ergens rond in de ruimte rond het hoofd van mijn gesprekspartner. Voorwerpen op de achtergrond onderwerp ik achteloos aan een vluchtige blik, en af en toe kijk ik de andere heel even in de ogen om te laten zien dat mijn aandacht niet verslapt. Het komt misschien vreemd over, maar de mensen met wie ik regelmatig omga zijn er blijkbaar gewoon aan geworden, want klachten krijg ik zelden of nooit.
Ik praatte dus met S. over de gekende koetjes en kalfjes, en mijn blik dwaalde zoals altijd rond alsof hij een eigen leven leidde. Ik keek haar even aan en knikte - een subtiele bemoediging om verder te gaan met het gesprek - en mijn ogen gleden verder naar beneden. Op haar smetteloos witte hemdje, deel van haar uniform dat ze aan de receptie draagt, stond de naam van de firma geborduurd. Dat was me nog nooit eerder opgevallen. Even bleef ik hangen om te kijken of het logo wel conform de huisregels was. Ik volgde de lijn van knoopjes naar boven toe. Boven het hoogste knoopje verscheen een paars-blauwige rand van haar bh en flapte haar hemdje sierlijk open.
Ik keek haar weer even aan en glimlachte - weer een van die onbewuste signalen. Ik trachtte mijn blik te verleggen naar een bezoeker die langs haar doorliep, maar onwillekeurig werd ik aangetrokken door dat mooie stukje stof en al even mooie stukje gebruinde huid waar ik daarstraks een glimp had van opgevangen. Het was sterker dan mezelf. Haar bh was meer paars dan blauw, bleek bij nadere beschouwing, een mooi kanten dingetje, beslist niet goedkoop wist ik uit ervaring. Zoiets moet toch een beetje doorschijnen, niet? Ik volgde de paarse kanten lijn boven haar linkerborst tot waar ze het hemdje binnen ging. Een lichte paarsige schijn vertoonde zich, samen met kleine oneffenheden waar haar borst haar bh tegen de stof van haar hemdje drukte.
Het kostte me moeite, maar ik verlegde mijn blik even naar boven voor hij weer naar beneden gleed. Het was me nooit zo in detail opgevallen, maar S. had een mooi paar borsten. Ze drukten stevig rond haar witte hemdje omhoog. Ze waren niet te groot, maar ook niet te klein. Ze waren net goed, prachtig verpakt in dat mooie bh'tje dat net boven haar bovenste knoopje uitkwam, maar S. wel stijlvol en aantrekkelijk maakten. Wat moest het heerlijk zijn om...
Ik keek even op en zag S. me verwachtingsvol en afwachtend aankijken. Verdomme. Ik had niet gehoord dat ze een opening in het gesprek had gelaten en dat ik verwacht werd de draad hier op te pikken. Hoe lang stond ze zo al te wachten? Echt lang kon het toch niet zijn? Ik forceerde even een glimlach om haar gunstig te stemmen.
'Sorry', zei ik, 'ik had je even niet gehoord, ik was er even niet bij'.
Ik zag een licht frons verschijnen op haar voorhoofd. Even twijfelde ik. Wat moest ik zeggen? 'Ik was even verdwaald in je ogen' deed het meestal wel goed, maar het was niet waar, en dat wist zij ook wel. Mijn goede voornemen schoot me plots te binnen: 'eerlijk zijn!'.
'Sorry, ik heb echt niet gehoord wat je zei. Ik keek toevallig naar beneden en zag je borsten'.
Hier kan ik maar beter een complimentje aan breien dacht ik, een goede indruk maken is nooit weg.
'Die zijn prachtig, weet je? Ze zitten zo mooi in...'.
Even beet ze op haar lip en kreeg ze een licht verwijtende blik in haar ogen. Toen werd haar blik helemáál verwijtend en schudde ze haar hoofd. Ze schudde haar hoofd nog steeds toen ze zich omdraaide en bij me weg liep.
Ik bergreep er niks meer van. Vrouwen willen toch eerlijkheid? Haar borsten leken echt wel mooi en dat openstaande hemdje met die nauwelijks zichtbare paarse lijn van haar bh was zo uitnodigend.
Nu ja, zo erg was het eigenlijk niet, ik ben niet echt een borstenman, meer een billenman. Ik keek haar na toen ze weg liep. Haar heupen maakten een beweging die alleen vrouwen ze kunnen laten maken. Nu ik er zo naar keek viel het me op dat S. had een prachtig kontje had. Niet te breed, niet te smal, en blijkbaar lekker stevig. Als ik haar nog eens zag moest ik haar in alle eerlijkheid toch maar eens vertellen dat ze niet alleen mooie borsten had, maar ook een prachtig kontje. Een complimentje is nooit weg, weet je wel.

vrijdag, juli 07, 2006

Zeventien na tien

De pantograaf van de trein trek een spoor van gensters op de bovenleiding. Hij hoort het geknetter tot hier. Door de ijle vrieslucht dragen de geluiden verder.
Met een vinger gaat hij over het grijze aluminium van de ramen. Hij verzamelt druppeltjes condensatievocht. De ramen zijn al oud, enkel glas en het niet thermisch onderbroken aluminium. Maar niet zo oud als dit huis dat op sterven na dood is. Een oud werkmanshuisje, in een hoekje geduwd tussen de spoorlijn en de snelweg, afgeleefd en afgemat. De mazoutketel draait op volle toeren in wintertijd een hopeloos gevecht met de kou die nooit helemaal verdwijnt. Zo gaat het steeds, wel willen maar net niet kunnen. Hij kijkt uit over de dubbele spoorlijn, ziet de kleine tuin waar in de zomer wat gelig gras groeit aan beide zijden van een pad in betontegels maar waar nu een witte laag verse sneeuw ligt. De tuin eindigt in een kot waar de rommel zicht ophoopt en een eigen zielig leven leidt. Het toppunt van banaliteit. In de zomer liggen de jongens soms op de warme golfplaten van het kot en gooien kiezel naar de voorbijrijdende treinen. Hij heeft hun al duizendmaal gezegd het zo te laten, maar aan die jongens is niet te zeggen. Dus herhaalt hij het telkens weer gedwee pro forma en ook zij knikken en doen verder hun goesting.
Aan de eettafel lepelen de jongens hun goedkope ontbijtgranen. Zij zit voor TV, zoals ze dat altijd doet. Een herhaling van een herhaling van een of ander serie op de commerciële zender. Soms vraagt hij zich af ze nog in staat is werkelijkheid en fictie uit elkaar te houden. Hij schudt het hoofd. Ze heeft het gezien - uiteraard. Ze bezit een merkwaardige eigenschap om schijnbaar geabsorbeerd te zijn door haar TV en toch de verkeerde dingen rondom haar op te merken. Ze gooit een snerend 'Wat?' in zijn richting. 'Je kunttoch zelf wel voor iets te eten zorgen, of niet?' De jongens kijken op van hun kommen en grijnzen hem aan. Ze hebben plezier in hun ruzies en verbergen hun genot niet. Actie in de keet. Hij haalt zijn schouders op en gaat de keuken in, steunt met zijn handen op het aanrecht. Het liefst van al zou hij hier ter plekke zijn hoofd te pletter slaan op het goedkope witte melaminé van de keukenkastjes. Hij doet het niet, zo gaat het toch altijd. Even blijft hij zo staan en ademt diep in en uit, evenwicht zoekend. Dan neemt hij een potje aardbeienconfituur, de zak met brood uit de kast en een mes uit de schuif. Ontbijten doet zij al lang niet meer, ze leeft alleen nog maar op sigaretten en soap. Hij zet zich naast de jongens aan tafel en smeert een hard geworden boterham. Geen woord wordt gesproken.
Hij weet nog hoe het vroeger was. Het meisje waar hij verliefd op werd. Ze waren zo verschillend van elkaar, maar dat maakte hun dolle verliefdheid alleen maar meer wonderbaarlijk. Twee zo verschillende werelden die elkaar ontmoeten. Het gaf vuurwerk. Hij was negentien en veelbelovend, zij zeventien en werkte in de fabriek. Onbekende werelden voor elkaar die initieel interesse wekte. Het gevoel verliefd te zijn, gewild te zijn. Ze waren jong en mooi en de wereld lag aan hun voeten. De avonden die ze samen doorbrachten met het verkennen van elkaars lichaam, de eerste stappen in het land van genot. Toen kwam het kind en de problemen. Het kind was gewild, laat daar geen twijfel over bestaan, maar in hun jeugdige overmoed hadden ze de gevolgen verkeerd ingeschat. Hun beide ouders hadden het nog zo gezegd. Dat is waar ouders voor staan. Zij hadden elkaar en een kind van hun verliefdheid en hadden alle waarschuwingen genegeerd. Daar staat de jeugd voor.
De zomer kwam en zij werd dikker van het kind. Hij schreef zich nog in voor het tweede jaar aan de universiteit. De verliefdheid ging langzaam over en de liefde schoot geen wortel. Elke morgen kuste hij haar teder voor hij de trein op ging naar de universiteit, maar de passie ontbrak. Begin oktober werd het kind geboren en eind oktober kwam het bericht van de fabriek dat ze niet langer gewenst was. Problemen, weet je wel, slechte economische toestand, de schuld van de huidige conjunctuur en als het enigszinsanders kon dan hadden ze het zelf ook graag anders gezien, en met spijt in het hart want ze was een goede kracht, jammer maar helaas. Dat de hele fabriek een jaar later de deuren sloot was slechts een kleine triomf en helemaal geen geruststelling. Hij kocht een bromfiets en ging uit werken, liet de universiteit voor wat ze was. Werken deed ze nadien niet meer. Hij reed nu dozen af en aan in een magazijn, kwijnde weg in een wereld die niet de zijne was en waar hij nauwelijks enige band mee had. Minder dan achttien maanden later kwam hun tweede zoon, in een wanhopige poging te redden wat niet meer te redden viel.
Hij ruimt de tafel af. Zet de kommen van de jongens in de afwasbak en legt zijn mes er bij. Door het glas van de keukendeur ziet hij hoe de sneeuw in de tuin er zijn uiterste best toe deed om maagdelijk en onsterfelijk te lijken. Hij doet de grendel van de deur en draait de sleutel in het slot om. Dubbele beveiliging tegen inbraak, in een huis waar niet anders te stelen is dan vervlogen dromen. Hij stapt buiten en loopt met uiterste nauwkeurigheid daar waar de betonnen tegels onder de knerpende sneeuw moeten liggen. Het kot achter in de tuin is zijn toevluchtsoord, zij komt hier bijna nooit, hij des te meer. Een fles whisky die hij ooit voor nieuwjaar gekregen heeft staat verscholen in een van de kasten. In een van de schuiven ligt de medicatie die hij nooit gebruikt heeft. Hun dokter is een oude, grijzende man, die niet echt gelooft in al die nieuwerwetse ziekten als depressie en burn out. Met enige tegenzin heeft hij hem ooit een slaapmiddel en antidepressiva voorgeschreven. Plichtbewust maar niet overtuigd. Hij had de medicatie gekocht maar nooit gebruikt. Hij had het haar ook nooit verteld. Hij kon het niet, en daarbij, er moest geld in het laatje komen.
Diep in de schuif weggestopt vindt hij de slaappillen. Twee strips met telkens twee rijen van acht witte pilletjes met een gleufje in het midden om ze netjes doormidden te breken. Twee maal acht maal twee is tweeëndertig. De strips laat hij in zijn broekzak glijden en de fles neemt hij bij de hals. Hij kijkt op zijn horloge. Het is negen uur vierenvijftig, de volgende trein is er pas om zeventien na tien. Er is tijd genoeg. Zorgvuldig sluit hij de deur van het kot af en loopt dan via het poortje opzij van het huis naar de straat. Hij volgt het smalle pad tussen de snelwel en de haag naar de spoorweg. Een vierdubbele rij glinsterende sporen verdwijnt in een korte tunnel onder de snelweg. Hij schuift de tunnel in. Aan de andere zijde is een soort niemandsland waar afval gedumpt wordt. Hier komt maar zelden iemand, en zeker niet op een dag als vandaag. Hij sleept een oude band naar de wand van de tunnel en laat zich daar op neer. Een voor een duwt hij de witte pilletjes uit hun verpakking in de palm van zijn linkerhand, tot hij er een vijftal heeft. Hij brengt zijn hand naar zijn mond en slikt de pillen weg met een scheut whisky die in zijn keel brandt. Het gaat gemakkelijker dan hij dacht, en repetitief duwt hij meer pillen uit en drinkt ze weg. Hij voelt de kou niet meer. Zijn hoofd is voos en wee als hij een lichte trilling waarneemt. De trein van zeventien na tien.

donderdag, juli 06, 2006

No More Heroes

Ian Curtis.
Joe Strummer.
Adrian Borland.
David McComb.
Marc Mijlemans.

En neen, Cobain hoort niet in dat rijtje thuis.
Er zijn geen helden meer. Ze zijn er nooit geweest.
Alleen de dood verschaft je een heldenstatus. Al dan niet onterecht.

Vandaag stak Marc Mijlemans in de bus. Mijl op zeven. Een klein kunstwerkje, een zeldzame parel. Een postuum eerbetoon aan wat de grootste schrijver van zijn generatie is. Het leven is niet eerlijk. Marc is niet meer.

Waar moeten we het nu mee doen?
Tom Lanoye. Alles herkauwend wat de laatste twintig jaar in dit apenland is gebeurd.
Herman Brusselmans. Staat in de drek die hij schrijft er reikt nog niet tot de zolen van (MM).
Ze gaan niet tot op het bot. Graven oppervlakkig, raken niet tot in de ziel. Missen het talent om de schoonheid tussen het onkruid te zien.
Daar gaat het om. Dat stukje schoonheid, dat sprankeltje hoop.

Ik begraaf mezelf liever in het verleden. Ontken het bestaan van een heden waar geen streven meer bestaat. Grijp terug naar herinneringen. Tastbaar onvoltooid verleden tijd.

Is er nog hoop? Elke dag ontdek ik op het web dat deze wereld omspant mensen die op zoek zijn. In woord. In beeld. Mensen die eigenwijs tegen de stroom in roeien. De massa verlaten en hun eigen pad zoeken.
Als er al helden zijn dan zijn zij het. Infiltranten in de wansmaak. De stille helden van het dagelijkse leven.

woensdag, juni 28, 2006

An Evening with The Triffids - Hasselt, 23 juni

Vervoering slijt langzaam af. De vervoering die ik nog voel na het concert van de vijf overgebleven Triffids in KunstenCentrum België in Hasselt. Na de dood van opperTriffid David McComb in 1999 was het zeker dat niet het schisma dat zich enige jaren daarvoor had ingezet ongedaan kon maken. Na de split van The Triffids gingen de bandleden zijn of haar eigen al dan niet muzikaleweg, en ondanks de geruchten en hoop van de fans kwam het nooit tot een hereniging.
Dat was echter buiten de vastberadenheid van de mensen van KC België en het samenvallen van schoolvakanties gerekend. Door die vastberadenheid lukte het om de overgebleven Triffids te overhalen om éénmalig bij elkaar te komen als hommage aan David McComb. Het eigenlijke concert zat vervat in een totaalspektakel met een overvloed aan beeld- en geluidsmateriaal. Graham Lee, Alsy McDonald, Julian Wu en Mark Snarski werden bereid gevonden tot een gesprek annex vragenronde.
Het kleine zaaltje in KC België loopt langzaam vol en wordt broeierig warm - de ideale temperatuur om van The Triffids te genieten. Er hangt een licht gespannen, opgewonden sfeer, maar het is vooral een gevoel van samenhorigheid dat me opvalt. The Triffids staan naast de muziek ook grotendeels voor de teksten. Ze hebben nooit geschuwd om tekstueel diep te gaan, de luisteraar aan te spreken op emoties. De mensen die hier vandaag zijn kennen de teksten vermoedelijk woord voor woord uit hun hoofd, kennen de gevoelens die opgeroepen worden bij elk nummer. Niet elk nummer spreekt iedereen op dezelfde manier aan, maar vanavond staan hier mensen die het moeilijk gaan krijgen bij het horen van hun favoriete nummer dat onlosmakelijk verbonden is met oude herinneringen.
Het is even na tien als de groepsleden het kleine podium betreden - de kleinschaligheid benadrukt de intimiteit en breekbaarheid - The Triffids binnen handbereik. Graham en Alsy krijgen gezelschap van Rob McComb, Martyn Casey en Jill Birt. Het meisje Jill Birt van weleer is een vrouw geworden, maar is nog steeds even fragiel als voorheen als ze haar twijfelende glimlach lacht. Graham Lee opent met 'Too hot to move' en 'Trick of the light'. Tussen de nummers door is niemand erg spraakzaam op het podium, je voelt de spanning en de emotionaliteit die de afwezigheid van Dave met zich meebrengen. Het optreden wordt gedragen door de vijf overgebleven Triffids, de zang verdeeld over Graham, Jill en gastvocalist Mark Snarski, met éénmaal Alsy en Rob. Speciale vermelding gaat uit naar lokaal talent Harald, die een versie brengt van 'Property is Condemned' die staat als een huis. Gaandeweg het concert verdwijnt de initiële stroefheid en wordt het plezier om weer op een podium te staan groter. Toch blijft het voor zowel de groep als het publiek een aangrijpende gebeurtenis. Jill's versie van 'Raining Pleasure' is van etherische schoonheid, en je ziet dat het voor haar ook even moeilijk gaat. 'Tender is the night' sluit het hoofddeel van het concert af. Twee maal worden The Triffids terug geroepen. Ook hier zitten hoogtepunten in: heel de zaal zingt 'Once a day' mee, er wordt hard gespeeld in 'Field of glass' en Rob brengt mijn all-time favorite 'Wide Open Road'. Als tweede toegift wordt de hit 'Bury me deep in love' en 'Fairytale love' gebracht.
Het optreden zindert nog lang na, en ik moet even buiten, de frisse lucht in. Straks wacht nog de signeersessie, maar wie verwacht had dat iedereen in het rijtje moet gaan staan komt bedrogen uit. Kort al na het optreden mengen de groepsleden zich onder het publiek, en naast het signeren blijft er tijd over voor een uitgebreid praatje. Ik vraag Jill of ze er ooit stil bij heeft gestaan wat de muziek van The Triffids de mensen doet. 'Nee.', zegt ze, 'Maar ik begin het stilaan te begrijpen.' Ze lijkt overweldigd door de reacties en de emoties, het is bij momenten moeilijk geweest zegt ze. Hetzelfde verhaal bij Rob, als broer van emotioneel misschien wel de meest betrokken partij. Rob geeft nu les Aardrijkskunde, onder meer aan kinderen van voormalige fans, iets dat bij ouderavonden wel eens uitmondt in herinneringen ophalen. Hij spreekt bedachtzaam en blijft zijn vriendelijke zelf, ook al blijft een fan vragen stellen over de dood van Dave. De re-issue van Born Sandy Devotional, met extra booklet, wordt door iedereen met de glimlach getekend. Het typeert The Triffids, en misschien zijn ze daarom nooit een supergroep geworden. Het blijven gewone, nuchtere mensen die met beide voeten op de grond staan, getekend door emoties, eerlijk in hun emoties. Moet je succesvol zijn om goed te zijn?
Ik verlaat KC België, overweldigd. Een rit van iets meer dan een uur scheidt me van een donker en stil huis dat op me wacht. Ik voel nog steeds de opwinding van een avondje Triffids, slapen gaat nu niet. Ik plaats Born Sandy Devotional in de CD-speler. David McComb zingt 'The Seabirds' en ik voel een huivering opkomen. Het zal nooit meer hetzelfde zijn.

vrijdag, juni 23, 2006

Spectator Of Life

Ik sluit mijn ogen om niets meer te zien. Het helpt niet. De wereld trekt zich als een Lynchiaans inferno aan me voorbij. De angst en de waanzin kruipen langzaam dichterbij. Leiden mij naar de diepste recessen van mijn geest, naar de rand van de afgrond. Twijfel voedt twijfel in een eindeloze beweging, het perpetuum mobile van verstikkende gedachten. Ik weet dat ik zo niet verder kan, maar stap verder naar de rand. Ik balanceer.
Waarom kijk ik je ogen waarin ik niet mag kijken, waarin ik verdrink? Telkens opnieuw een nieuw paar ogen. Ik spring. Ijskoud water trekt me genadeloos naar de diepte, verstijft mijn bewegingen en doet mijn adem stokken. De twijfel lacht aan de oever als ik naar adem happend boven water kom en weer onder ga. De twijfel wordt sterker, telkens als weer als ik de steile rotsen op probeer te klimmen, naakt en geschaafd, en weer naar beneden schuif. Ik lig stil, beweeg me niet maar wacht op de eerste flauwe zonnestraal van een nieuwe dag om mijn huid te verwarmen. De twijfel danst Sint Vitus en kerft litteken na litteken in mijn hart.
Ik kijk naar jou in de hoop op redding, al weet ik niet of ik gered wil worden. Toch daal ik telkens af, van de rand van de wereld waar ik me thuis voel, naar jou toe. Ik zoek je warmte, al zeg ik dat ik zonder kan. Ik vraag je aandacht, luister naar me. Leg je vinger op mijn lippen als je weet dat ik genoeg gezegd heb. Jij begrijpt dat stilte sterker is dan welk woord in welke taal dan ook. Laat onze levens heel even een band smeden voor de twijfel weer komt. Raak me met je verhalen, met je lach en met je pijn, met alle gevoelens die je in je hebt. Ik neem ze in me op en koester ze als een zoete droom.
Ik weet dat ik hier niet thuis hoor. Laat me nu gaan, ook al valt het afscheid je soms zwaar. Ik weet dat het tijd is om te gaan. Ooit zie je me weer. Ik zal naar je kijken, met die droeve glimlach om mijn lippen als ik zie dat jij gelukkig bent. Je verhalen neem ik mee; je lach, je pijn en al je gevoelens ook. Een rantsoen in barre tijden.
Naast me loopt de angst, trouwste vriend van de mens. Hij blijft bij me, hij weet de weg. Hij heeft geen leiband nodig. Als je me nodig hebt dan weet je waar ik ben. In het huis dat ik gebouwd heb aan de rand van de wereld, waar ik neer kijk op de mensen. Kom niet bij me, hier wil je niet zijn. Dit is de plaats voor degene die niet passen in deze wereld, die observeren en niet deelnemen. Hier brandt het vuur dat de liefde zuiver houdt, vrij van alle onvolmaaktheden. Dit is mijn thuis.

dinsdag, juni 20, 2006

Camera Obscura: Abandoned Places


(c) Henk Van Rensbergen/abandoned places



Henk Van Rensbergen heeft een vreemde hobby: fotografie. Op zich is die hobby niet zo vreemd, maar wel het onderwerp: Verlaten fabrieksgebouwen en ziekenhuizen, oude gebouwen, industrieterreinen waar planten terug de overhand nemen op baksteen en staal. Roest, vuil, gebroken ruiten en graffiti op de muren. Maar vooral: de doordringende geur van verval. Geniet van:

www.abandoned-places.com




Henk Van Rensbergen has a strange hobby: photography. Not that strange, you might suggest, but the pictures prove you wrong. Abandoned hospitals, disused factories, old buildings, industrial sites where the undergrowth takes over from concrete and steel. Rust, dirt, broken windows and walls tagged with graffiti. But most of all: the penetrating stench of decay. Enjoy:

www.abandoned-places.com

Introvert!

Je kent dat gevoel misschien wel.
Je staat daar maar alleen te staan op een feestje, totaal onwennig. Het liefst zou je nu direct nog vertrekken, maar je hebt beloofd dat je zou komen, dus blijf je maar en zet je beste ik-vermaak-me-best gezicht op.
Je zit in een vergadering waar alle beslissingen genomen worden door de mensen die het hardst roepen en het minst van de zaak afweten. Jij hebt persoonlijk veel betere ideeën, maar je krijgt hier geen speld tussen, en al zou je dat doen, bij de minste tegenkanting zou je toch terug in je schulp kruipen.
Introvert? Het is geen schande. Psychologiemagazine van februari maakt komaf met het feit dat introverte mensen de maatschappij niks bijbrengen. Inegendeel.
Het was Jung die als eerste de term introvert en extravert introduceerde. Amerikaans psychologe Marti Olsen Laney schreef er een boek over, Het introverte type. Het introverte type heeft een imagoprobleem stelt ze. In een wereld waarin verwacht wordt dat alles snel gaat, activiteit wordt aangepezen en we bloot staan aan een massa externe prikkels, is er blijkbaar alleen nog plaats voor extraverte types. Neem daarbij dat volgens Marti Olsen Laney zowat 75% van de mensen extravert is, dan zijn de introverten fel in de minderheid. Zelfs al lijken deze cijfers overdreven en worden deze afgezwakt, dan nog blijft de introvert, die het moet hebben van introspectie, snel last heeft van overprikkeling en als minder empathisch wordt bestempeld , een buitenbeentje.
Toch heeft de introvert een aantal unieke eigenschappen. Ze kunnen hun aandacht goed richten en zijn daarom kunnen ze een onderwerp grondig en diepgaand analyseren. Stoor ze echter niet, want het is een noodzaak dat ze in alle stilte en rust kunnen werken. Ze zijn meester in het luisteren, dit in tegenstelling tot de extravert die zichzelf graag hoort praten. De introvert hoeft niet aan het woord te zijn, integendeel, hij voelt zich het meest comfortabel in een situatie waar hij kan luisteren en analyseren. Ondanks die schijnbare onbewogenheid en overdreven vriendelijkheid die extraverten etaleren, is de intravert aangewezen om diepe, langdurige vriendschappen mee te onderhouden.
Om te bewijzen dat introvertie wel degelijk zijn nut heeft, verwijst Laney naar de evolutiebiologie. Als extravertie dé aangewezen overlevingsstrategie zou zijn, dan zouden alle introverten nu al uitgeëvolueerd zijn. Toch is dit niet het geval en dat bewijst volgens Laney het nut van een bedachtzame, terughoudende kracht die voorkomt dat de mensheid zich zonder omzien in de gekste avonturen zou storten. Al leveren de extraverten de stoutmoedigste plannen, het is de intravert die ze plant, in goede banen leidt en er voor zorgt dat er niet té veel verkeerd gaat.
Ben je, zoals ik, introvert aangelegd? Er bestaan voldoende middelen om toch aan je trekken te komen.
Start een blog. Het is zo anoniem als je zelf wilt, en het geeft je de mogelijkheid je eigen ideeën en denkbeelden uiteen te zetten zonder overschreeuwd te worden door die lastige extraverten die er toch niks van snappen.
Zoek mensen op het internet waar je mee kan praten. Jij bent per slot van rekening degene die kan luisteren, en de meeste mensen hebben een luisterend oor nodig. Doe het via mail, zo heb je de tijd te analyseren en te antwoorden, en niet op een chatbox waar alles flitst en heen en weer gaat en je toch niet kan volgen.
Sluit je af van prikkels. Ik schrijf meestal 's nachts, in het donker, ver weg van alle prikkels komen de beste gedachten voort.
Ga uit van je eigen kracht, want die heb je, en trek je niks aan van wat een extravert daar over te zeggen heeft. Dat is toch maar oppervlakkige praat.
Introspectie is goed, maar stop er mee als het je meer zelfkritiek oplevert dan positieve dingen.

En onthoudt: Introvert zijn is geen schande!

zondag, juni 18, 2006

Imitation of life

Verblind stap ik van de duistere gang door de voordeur het heldere daglicht in. Op de drempel blijf ik even staan, met een hand tegen de muur geleund, om mijn ogen te laten wennen aan de helderblauwe hemel. Vannacht heeft het geregend. Op beschaduwde plekken zie ik nog het vocht op de grond dat nog niet verdampt is. Waarom ziet al het groen er groener uit na een regenbui? Ik sluit de voordeur af en stap over het gouden pad van gele steentjes. Plukjes gras en onkruid bewijzen mijn tuintechnische desinteresse. Nee, geef nu toe. Het is mijn aangeboren luiheid, mijn onwil om me te onderwerpen aan repetitieve, tijdrovende bezigheden die anders mijn leven zouden overheersen. Ik ga op weg naar de trein van negen uur vijftien.
De wereld lijkt minder rusteloos als ik het pad langs de spoorlijn volg. Helderder, transparanter, alsof ik nu eindelijk begin met het begrijpen van die wereld rondom mij. Ik ruik de zoetige geur van de witte bloemen die tussen het pad en de spoorlijn groeien, zie de regendruppels die glinsterende bolletjes vormen op de bladeren van de vrouwenmantel. Een wereld die ik ken maar waarvan ik me niet meer bewust was dringt zich aan me op. Ik proef de Latijnse benaming van vrouwenmantel. Alchemilla Mollis, Alchemilla Molly, Molly. Molly, in mijn gedachten een roodharige vrouw, jong en ontembaar wild, met ogen groen als het groene Eire waarin ze woont.
Ik daal de trap af naar een leeg perron en zet me neer op een bordeauxkleurige bank van metalen rasterwerk. De zon zindert en brengt de lucht in beweging, de trein in de verte snelt naar me toe als het ontwaken uit een droom. Verlate forensen bevinden zich halfweg een wereld van op tijd komen en lege coupés waarin ik een plaatsje bij het raam zoek. Schok-schok, langzaam en steeds sneller. Buiten het raam vliegen velden van groen met rode dotjes klaprozen voorbij, speelgoedhuisjes er tussenin gestrooid, onder bruggen door, wegen en naamloze gebouwen langs, tot die uitgelaten kermis sissend tot een stilstand komt. De metalen slang spuwtmensen uit en neemt nieuwe op, telkens hetzelfde ritueel herhalend tot hij bij zijn eindbestemming komt. Het laatste stuk kruipt de trein langzaam voort, behoedzaam en onderdanig, richting metalen kathedraal. Ik neem de briljante kleuren in me op, de vormen waarin het beton langs de sporen gespoten is, kunst van jongens en meisjes met sweaters en kappen op hun hoofd, hogepriesters van de kathedraal waarin we stoppen.
Kranten klappen gewoontegetrouw dicht als de dagelijkse gebruikers opstaan om zonder haast toch te laat te komen. Een man op een oranje wagen scharrelt op het perron, de borstels onderaan laten een spoor van vocht achter op de noppen van de tegels. Ik kijk omhoog. Tussen het grijs geschilderde staal en de geelbruine zandsteen staat op een reling een bak met witte en rode bloemen. Zorgvuldig giet een bediende de planten, verlegt zijn aandacht en kijkt naar de wirwar diep onder hem. Ik zou zweren dat onze blikken elkaar even kruisen en hij glimlacht voor hij zich omdraait en door de dubbele glazen deur naar binnen en aan het werk gaat.
Een meisje met blonde haren wacht op een stenen bank op haar trein. In haar ogen lees ik melancholie, terwijl een lege glimlach zich om haar mond vormt. Even ben ik gekluisterd, wil door die vensters tot diep in haar ziel. Don Quixote wil windmolens verslaan. Ik schud me los van haar weemoed. Het gevaar van ogen. Ze werken op me in als de verhalen die vreemdelingen elkaar vertellen rond een vuur op een ontdekkingsreiziger. De belofte van een ver land met onbekende schatten of verraderlijke wouden.
De winkelstraat in. De warmte verleidt de vrouwen tot meer bloot. Meer bloot om te bruinen, meer afgunst van andere vrouwen. Onwillekeurig keur ik. Met het keuren vraag ik me af waar ik naar zoek. Wat is de aanzet tot? Ogen. Benen en billen. Houding en sierlijkheid. Een rode schijn op bruine haren, blauwig op diepzwart. Een beweging, een blik, een glimlach misschien. Wegdromend tot er niets meer overblijft dan puur nog vorm en schoonheid.
Ik denk aan jou. Je naakte lichaam op ons bed, vanmorgen. Zwoele warmte die binnen in de huizen kruipt en niet meer buiten wil, de hitte van de laatste dagen. Lakens naast het bed, weggeschopt. Een lome lust 's morgens bij het ontwaken, als ik tegen je aanlig. Met zachte vingers schrijf ik duizend liefdesgedichten op je schouderbladen. Ik kus je nek, je rug, dralend, wervel voor wervel, trapje voor trapje schuif ik die helling af. Je lichaam smeekt en schreeuwt 'ga door, daal verder af!'. De licht zilte smaak van je billen. Ik streel de binnenkant van je dijen, krabbelend met de achterkant van mijn nagels, zalvend met kussen. Ik wacht voor de poort van je heiligdom. Laat me er in, ik ben een gelovige. Ik aanbid je. Ik wil in je zijn. Zuiver en stil in je zijn, geen beweging te veel. Jou boven op me voelen, het gewicht van je borsten op mijn borstkast, naakte huid tegen naakte huid. Verdrinken ik je kussen, onze tongen woelend en de speelse beten in je lippen. Mijn handen weer op je rug, dalend en rijzend. Het ritme van je ademhaling. Ondersteun mijn lust zodat ik in je kan blijven. Diep in je, samensmelten tot oneindigheid, tot de wereld niet langer draait en ik dit leven weer even aankan.
Ik zie je graag.

woensdag, mei 17, 2006

Camera Obscura: Summer's Gone


Corfu, mei 2005
Canon G5, 1/1250, f 4.5

vrijdag, mei 12, 2006

De slangenkuil




Hij ziet de vertwijfeling in haar ogen. Ze weet niet wat ze met hem aan moet. Ondanks alles blijven ze vreemden voor elkaar, meer nog misschien dan ze waren voor ze elkaar leerden kennen. Als vreemden gaan ze weer uit elkaar.
Ze is schuw als een hert in het woud, dat opschrikt bij de minste onverwachte beweging. Hoe kan hij dat vertrouwen winnen, haar naderen zonder dat ze bij elke poging weer verschrikt een andere richting uit gaat. Het geduldig opbouwen en bij elke poging weer terug naar af, telkens weer opnieuw. En net zoals bij een hert slaagt hij er niet in te begrijpen waarom ze dit doet, spreken ze niet dezelfde taal. Toch gaat hij gestaag door met zijn pogingen haar te leren kennen. Minutieus legt hij feiten vast en zoekt verbanden, onthoud elk detail en neemt het in zich op, draait en keert, wikt en weegt, registreert en slaat op. Hij vormt zich een beeld van haar, gaat uit van de kleine dingen die hij van haar weet en vult de leemten tussenin op met zijn waarheid. Het vormt een vertekend beeld waar de met droom ingevulde hiaten het halen van een gedeeltelijk geraamte van de werkelijkheid.
Toch lijkt het alsof zij hiermee tevreden is, alsof zijn schepping haar meer bevalt dan wat ze bij zichzelf ziet, want ze doet geen enkele moeite om nieuwe waarheden aan te reiken, noch om zijn dromen te ontkrachten. Ze durft die dromen niet ontkennen, dat doen zou hem kwetsen, want het is juist de invulling van die leegte die het beeld dat hij van haar samenhoudt als lijm. Hem meer gevendan hij nu al heeft zou alleen maar leiden tot een meer werkelijke afspiegeling van haar zelf. Kan hij om met het feit dat het beeld dat hij van haar heeft dan misschien wel verbleekt, flets als een oude foto waarop de personen quasi onherkenbaar geworden zijn.
Soms schrikt ze terug van de verbetenheid waarmee hij doorgaat, de klinische precisie waarmee hij de scalpel hanteert en haar ontleedt. Alsof het alleen maar op het verzamelen van gegevens gaat, de taxonomie van haar gevoelens en het rationaliseren van haar daden. Ze ontkent zijn passie niet, maar vraagt zich af of de passie voor haar laait of voor het spel dat wordt gespeeld.
Zij weet meer van hem dan hij ooit van haar te weten zal komen, hij heeft zich voor haar open gesteld. Was dit dan niet de juiste weg? Hij verlangt naar de smaak van haar mond, naar haar borsten als een zacht kussen waarop zijn vermoeide hoofd kan rusten, naar haar vinger die zijn lippen sluit als hij weer eens de verkeerde dingen zegt.
Hij twijfelt weer, zoals hij altijd gedaan heeft, de onzekerheid vreet aan hem en maakt dat die drempel hoger lijkt dan ooit. Die drempel die hij over moet om zichzelf echt te kunnen geven, de afstand te verkleinen en te zijn zoals hij werkelijk is.
Hij daalt af in de slangenkuil, legt zich met uitgestrekte armen op de bodem en wacht af. Wachten tot de liefde bijt en zij hem weer geneest.

dinsdag, mei 09, 2006

Pandora's Doos

De grijze kartonnen doos, gevonden bij een opruimaktie op zolder, staat voor me op tafel. Ik weet wat er in zit, en daarom aarzel ik om het deksel van de doos te halen. Binnenin zit een pak brieven, overblijfsel van een jeugd die nu ver achter me ligt. Een massa beschreven blaadjes papier in enveloppes, netjes gesorteerd op afzender en vervolgens op datum. Tastbare relikwieën uit een pre-elektronisch tijdperk, toen berichten nog met de hand geschreven werden en niet met twee vingers of duimsgewijs op een klavier werden ingetikt. Ik geef het toe, communicatie verliep toen trager, maar toch had dat z'n charme, en de berichten werden toen beperkt tot de essentie.
Voorzichtig open ik de doos, alsof alle onheil van de wereld kan ontsnappen uit deze doos van Pandora. Een rij opengescheurde enveloppes van divers formaat wacht geduldig om zijn inhoud prijs te geven aan hongerige lezersogen. De randen zijn rafelig, hier en daar lost de lijm waardoor de flap nog nauwelijks vast hangt, en sommige enveloppes vertonen een gapende leegte waar ooit een postzegel zat die nauwgezet uitgeknipt werd - een gevolg van grote verwachtingen over zijn toekomstige waarde.
Soms herken ik namen, en probeer gezichten te plaatsen bij meisjes van toen, vrouwen van nu, die hun brief steevast begonnen met Liefste en eindigden met drie kruisjes en een PS: vergeet niet terug te schrijven! De jongens die toen al man wilden zijn, een stroom van aangedikte verhalen. Ik hoop dat ze man zijn, nu, en die verhalen niet meer nodig hebben om dat te bewijzen. Sommige gezichten verschijnen helder in beeld, andere zullen wel voor altijd in de schaduw blijven die tijd nu onherroepelijk werpt op verloren herinneringen. Ik vraag me af in hoeverre die gezichten en karakters veranderd zijn. Zijn al die levens er nog, van die vroegere vrienden of heeft de dood al enkele van hen ingehaald.
Ik struin door de verschillende pakjes enveloppes, elk met hun eigen verhaal. Het zwierige geschrift van A, misschien het mooiste dat ik ooit gezien heb en waar ik ooit razend jaloers op was tot ik besefte dat ik die perfectie nooit zou bereiken en ik verder geen moeite meer deed om ze zelfs maar te benaderen. Ik leerde ze kennen in Italië en vijf jaar later kwam ik haar nog op het spoor toen ze in G studeerde - ik graaf diep in mijn geheugen, was het nu Germaanse of journalistiek? Onze wegen kruisten een kort ogenblik en gingen daarna onverbiddelijk uit elkaar, al zag ik ooit een artikel in de krant met exact dezelfde naam er onder en dacht ik weer even aan haar. Nu wil ik dat ze toen betere inkt gebruikt had, want al de zwierigheid ten spijt is wat ze schreef verbleekt tot een slechts een lichte tint van blauw. Aan de andere kant van de schoonschriftschaal had je Duitse B, van wie elke brief, zonder uitzondering op groen papier, een avontuur was in de Duitse taal en schriftontcijfering. Ondanks dit euvel is zij degene met wie in de meest intense en langste briefwisseling gevoerd heb, tot het plots ophield omdat ze verhuisde en ik met de beste wil van de wereld haar adres niet kon ontcijferen. Brieven van E, die ik naar het einde van de wereld was gevolgd als ze dat had gewild - iets wat ze me nadien briefgewijs duidelijk maakte dat het niet het geval was. Brieven met foto's en haarlokken, brieven van gekwetste meisjes smekend om een verklaring. Waarom? Waarom? Waarom? Ik bied mijn excuses aan jullie allemaal, van A tot en met Z, aan ieder van jullie die ik gekwetst heb, al weet ik dat het nu te laat is en jullie er niks meer om geven. Personen leggen verbanden en ik ga op zoek in dit geordende archief van vroegere gevoelens naar die anderen die me nu te binnen schieten. Waar is V? Ik kan niet geloven dat ze me nooit geschreven heeft, er moet toch iets over blijven van onze paar weken die we samen doorbrachten? Alles vervaagt, maar had ik toen zo'n grote boon voor haar en zo weinig moed om dat op te biechten? Ligt daar de reden van haar afwezigheid?
Een laatste dik pak brieven. De laatste vakantieliefde voor de tijd van grote veranderingen. De komst van het elektronische tijdperk, het einde van de kortstondige relaties, het volwassen worden. Een dik pak brieven van het meisje dat nu vrouw is, dat nu mijn vrouw is. Ik ben blij dat we dit nog hebben mogen meemaken. Dat er nog zo iets werkelijks bestaat als een brief haar lieve woorden en geen virtuele berichten ergens op een harde schijf of rondzwervend in the great void.
Ik plaats de brieven weer op in de doos en plaats het deksel er terug op voor ik ze terug naar de zolder breng. Ik weet dat dit de doos van Pandora niet is, ze stort niet alle onheil over de wereld uit. Ze zuigt me integendeel naar binnen, naar een vervlogen tijd waar ik soms met vreugde of met pijn bij stil sta. Onwillekeurig valt de tekst van This Is The Day van The The me tebinnen: ...all your friends and family, think that you're lucky, but the sight of you they never see is when you're left alone with the memories that hold your life together like glue.

zaterdag, mei 06, 2006

Camera Obscura: Katarzyna Widmanska

violin lesson

De Poolse Katarzyna Widmanska maakt in haar geheel eigen stijl prachtige, stemmige foto's. Een aantal ervan zijn te bekijken op AltPhotos, meer werk met naast foto's ook schilderijen op haar persoonlijke site. Beide zijn een bezoek meer dan waard!
Met dank aan Katarzyna om deze foto te mogen plaatsen.

Polish photographer Katarzyna Widmanska takes beautiful pictures in a very personal and intimate style. Take a look at AltPhotos for some of her work, or at her personal site to see some more pictures and some of her paintings as well. Worth a visit!
Many thanks to Katarzyna for letting me use this picture.

maandag, mei 01, 2006

Beeld-Spraak: Schaduwspel

In het donker denk ik
heldere gedachten
Schaduwspel
Van onsterfelijke liefde
en gespeelde dood
Een lichtend venster
in ruime duisternis
De waarheid
op een kier

zaterdag, april 29, 2006

Nooit meer Bamboe!

Tuinieren wordt wel eens aanbevolen als dé manier om tot rust te komen. Helaas is het niet echt aan mij besteed.
Toen we een tiental jaar geleden begonnen met de volledige renovatie van ons huis, lag de grond achter het huis in 'gewenten' (spreektaal voor verhoogde bedden). Er waren geen afscheidingen voorzien, met als gevolg dat al onze buren netjes de randen van onze eigendom gebruikten om achterom bij elkaar binnen te lopen. Als je van de stad naar 'den buiten' verhuist ben je niet echt bekend met dit fenomeen, en eerlijk gezegd was ik er ook niet van gediend.
Naast het verbouwen van het huis werd dus ook werk gemaakt van het opkuisen van de tuin. Er werden bomen geplant, een afsluiting in kastanjehout gezet, en we kregen het lumineuze idee om als zichtbeperkend middel bamboe aan te planten. Gespeend van enige kennis van die plantensoort gingen we resoluut voor de goedkoopste en meest voorkomende variëteit en beplanten een aantal cruciale hoekjes.
De aanplant werkte met succes. De eerste jaren dan toch, want na verloop van tijd bleek dat deze soort bamboe zich niet comform onze wensen gedroeg. Al vlug schoten in het gazon vlijmscherpe nieuwe jonge scheuten op, soms tot op verscheidene meter van de moederplant.
Aangezien onze bamboeplantage een ware pest begon te worden, besloot ik werk te maken van het uitgraven van dit oerwoud.
Na mijn jarenlange strijd met bamboe kan ik aanraden om te bezinnen eer ge begint... Enkele seizoenen heb ik gezwoegd om de hardnekkige planten kwijt te raken, en nu hoop ik dat we er van af zijn. Bamboe heeft een aantal irritante gewoonten. Ze vormt ondergrondse, kruipende wortels, die quasi even hard zijn als de bovengrondse stengels en zich naar overal vertakken. Erger nog is de horrormovie-achtige eigenschap om vanuit elk stukje wortel een nieuwe plant te laten groeien. Je kent het wel, je deelt zo'n monstertje in twee, en plots staan er twee nieuwe monsters voor je neus.
Nu hoop ik dat ik er eindelijk van af ben. Voor een paar dagen heb ik een stuk grond volledig omgedaan en handmatig alle stukken en stukjes bamboe verwijderd - hoop ik. Nu staan er een paar hibiscussen en andere hoge planten, en voor de rest bodembedekkers. Ik leef dus op hoop dat hier ooit een mooi tuintje bloeit en groeit, en dat ik ooit in een rustige stoel naar mijn plantjes kan kijken. Maar na wat ik de laatste jaren heb meegemaakt is tuinieren alleen maar een stresserende bezigheid geworden in plaats van een voldoening gevende bezigheid.
Bamboe... nooit meer!

dinsdag, april 25, 2006

Camera Obscura


Cadzand, november 2005
Canon G5, 1/1250, f 4.5
met ACDSee omgezet naar Z/W

Beeld-Spraak: Boesjkammeree

Wit
in gras groen
als dronken ravenzwart
zwaaien haren los
op en neer
schoppen benen
bruin
de zon strak de hemel in
lach klaterend
sprenkelt zonnevlekjes
en appelbloesemschaduw
op schoenen
scharlakenrood
geen wolk in zicht

Draaitafel: Born Sandy Devotional/The Triffids

Vreemd is het, toch? Al heb je de keuze uit een paar honderd CD's in die kast, met regelmaat grijp je terug naar steeds dezelfde paar CD's die je telkens weer speelt. Born Sandy Devotional van The Triffids is er zo een. Ook al speelt op dit moment de versie op CD, ik heb nog steeds mijn grijsgedraaide LP, het heerlijke gevoel van de kartonnen hoes die hier en daar sporen van sleet vertoont. Sentiment.

Dit jaar zal het twintig jaar geleden zijn dat Born Sandy Devotional voor het eerst uitkwam, en nog steeds klinkt hij arrogant tijdloos. Keer op keer. Ik was twintig toen ik voor het eerst iets van The Triffids op de radio hoorde, Astuary Bed, het tweede nummer uit BSD. En ik was onder de indruk. Goed, je bent twintig, puber af en nog te veel wolken in je hoofd om man te zijn, en dan ben je soms wel eens snel onder de indruk van iets, maar als tien flarden muziek je de helft van je leven onder de indruk kunnen houden dan is er zeker iets meer. Als je dan nog eens in het goede gezelschap bent van de betreurde Marc Mijlemans die The Triffids als een van zijn absolute favorieten rekende, weet je dat je goed zit.

Waarom dan Born Sandy Devotional en niet om het even welke andere plaat? Het is de manier waarop muziek je mee trekt in een beklijvende sfeer die je niet makkelijk loslaat. Sluit je ogen en je kan je zo de desolate Australische leegte voorstellen in Lonely Stretch en Wide Open Road. Voel het einde van de zomer in The Seabirds, als de hitte nog nazindert, als een verloren liefde die je niet los kan laten. Misschien is dat wel hét gevoel dat doorheen heel het album zweeft, het gevoel van een verlies, het moeten loslaten, de dronken weemoed en het niet klaar zijn om afscheid te nemen; maar ook: de hoop en het nooit opgeven, de kracht die je vindt in vroegere verlangens. Alsof ook die verloren liefdes nog ergens smeulen.

Het feit dat wijlen David McComb een begenadigd songschrijver was is niet vreemd aan het feit dat dit een fantastisch werkstuk is. Als geen ander weet hij een tekst te schrijven die je verleidt om de leemtes die hij opzettelijk open laat zelf in te vullen. Elk van de songs laat genoeg spelingsruimte voor eigen interpretatie, al kan je ze stuk voor stuk beschouwen als een afgerond geheel, toch blijven de vragen naar het hoe en waarom. En steeds blijft er wel iets hangen van die teksten, een paar zinnetjes die zich vastzetten ergens diep in je onderbewustzijn en die later op de vreemdste momenten weer naar voren dringen. Are you drinking to get maudlin, or drinking to get numb in The Seabirds, waarin alles samengebald ligt in het woord maudlin, die dronken weemoed. De aforismen waarvan hij zich bedient in Personal Things: 'Some secrets of love you take to your bed, and there's some that you take to your grave'. De manier waarop hij de man beschrijft die met alle macht van de wereld een liefde verdringt, en er daarom juist maar niet in slaagt om dat te doen in Tender Is The Night, een gevoel dat we waarschijnlijk allemaal wel eens gehad hebben: He never asks after her anymore, he made a point of losing her address.

Op zoek naar een te koesteren meesterwerk? Dit is er één.
Met enige goede wil is BSD nog wel ergens te vinden, maar het goede nieuws is dat vanaf juni een begin wordt gemaakt met de heruitgave van een aantal (alle?) Triffids-albums. Het eerste uit die reeks is - ere wie ere toe komt - uiteraard het onvermijdelijk Born Sandy Devotional. Alle tien nummers worden geremasterd, en als kers op de taart worden zeven extra nummers voorzien, waaronder het titelnummer dat vreemd genoeg nooit op de oorspronkelijke LP verschenen is.

Meer weten over The Triffids? Een goed startpunt is home.tiscali.be/the.triffids/triffids.htm, een enorme bron waaran iedere Triffidsfan zich kan laven.

maandag, april 24, 2006

Persoonlijk: Iets over mezelf.

Naam:
Peter

Geboortedatum:
11.11.1965

Interesse:
Genealogie en geschiedenis, sport (Malinwa, Dodentocht, fitness), modelbouw en fotografie.

Muziek:
Joy Division, The Triffids, The Sound, The Jam, The Clash,...
Belgische en andere obscure new wave eind jaren zeventig en begin jaren tachtig.
Mertens, Glass en Nyman.
Future Sound Of Londen, Boards Of Canada, Autechre,...

Literatuur:
Ian McEwan, Garbiel Garcia Marquez, Donna Tartt,...

Film en televisie:
Almodovar, Lynch, Hitchcock, Lost, Carnivale, Rome.

Turn-ons:
Een goed gesprek of een leuke discussie met iemand die in staat is zelf ideeën te formuleren en verbaal weerwerk biedt.
Een paar ogen om in te verdrinken.

Turn-offs:
De massa.
De meeste -ismen.
Vooringenomenheid, onveranderlijke stugheid en fier zijn op je domheid.

Motto:
Remember you were born ignorant, but those who remain ignorant only have themselves to blame.