woensdag, juni 28, 2006

An Evening with The Triffids - Hasselt, 23 juni

Vervoering slijt langzaam af. De vervoering die ik nog voel na het concert van de vijf overgebleven Triffids in KunstenCentrum België in Hasselt. Na de dood van opperTriffid David McComb in 1999 was het zeker dat niet het schisma dat zich enige jaren daarvoor had ingezet ongedaan kon maken. Na de split van The Triffids gingen de bandleden zijn of haar eigen al dan niet muzikaleweg, en ondanks de geruchten en hoop van de fans kwam het nooit tot een hereniging.
Dat was echter buiten de vastberadenheid van de mensen van KC België en het samenvallen van schoolvakanties gerekend. Door die vastberadenheid lukte het om de overgebleven Triffids te overhalen om éénmalig bij elkaar te komen als hommage aan David McComb. Het eigenlijke concert zat vervat in een totaalspektakel met een overvloed aan beeld- en geluidsmateriaal. Graham Lee, Alsy McDonald, Julian Wu en Mark Snarski werden bereid gevonden tot een gesprek annex vragenronde.
Het kleine zaaltje in KC België loopt langzaam vol en wordt broeierig warm - de ideale temperatuur om van The Triffids te genieten. Er hangt een licht gespannen, opgewonden sfeer, maar het is vooral een gevoel van samenhorigheid dat me opvalt. The Triffids staan naast de muziek ook grotendeels voor de teksten. Ze hebben nooit geschuwd om tekstueel diep te gaan, de luisteraar aan te spreken op emoties. De mensen die hier vandaag zijn kennen de teksten vermoedelijk woord voor woord uit hun hoofd, kennen de gevoelens die opgeroepen worden bij elk nummer. Niet elk nummer spreekt iedereen op dezelfde manier aan, maar vanavond staan hier mensen die het moeilijk gaan krijgen bij het horen van hun favoriete nummer dat onlosmakelijk verbonden is met oude herinneringen.
Het is even na tien als de groepsleden het kleine podium betreden - de kleinschaligheid benadrukt de intimiteit en breekbaarheid - The Triffids binnen handbereik. Graham en Alsy krijgen gezelschap van Rob McComb, Martyn Casey en Jill Birt. Het meisje Jill Birt van weleer is een vrouw geworden, maar is nog steeds even fragiel als voorheen als ze haar twijfelende glimlach lacht. Graham Lee opent met 'Too hot to move' en 'Trick of the light'. Tussen de nummers door is niemand erg spraakzaam op het podium, je voelt de spanning en de emotionaliteit die de afwezigheid van Dave met zich meebrengen. Het optreden wordt gedragen door de vijf overgebleven Triffids, de zang verdeeld over Graham, Jill en gastvocalist Mark Snarski, met éénmaal Alsy en Rob. Speciale vermelding gaat uit naar lokaal talent Harald, die een versie brengt van 'Property is Condemned' die staat als een huis. Gaandeweg het concert verdwijnt de initiële stroefheid en wordt het plezier om weer op een podium te staan groter. Toch blijft het voor zowel de groep als het publiek een aangrijpende gebeurtenis. Jill's versie van 'Raining Pleasure' is van etherische schoonheid, en je ziet dat het voor haar ook even moeilijk gaat. 'Tender is the night' sluit het hoofddeel van het concert af. Twee maal worden The Triffids terug geroepen. Ook hier zitten hoogtepunten in: heel de zaal zingt 'Once a day' mee, er wordt hard gespeeld in 'Field of glass' en Rob brengt mijn all-time favorite 'Wide Open Road'. Als tweede toegift wordt de hit 'Bury me deep in love' en 'Fairytale love' gebracht.
Het optreden zindert nog lang na, en ik moet even buiten, de frisse lucht in. Straks wacht nog de signeersessie, maar wie verwacht had dat iedereen in het rijtje moet gaan staan komt bedrogen uit. Kort al na het optreden mengen de groepsleden zich onder het publiek, en naast het signeren blijft er tijd over voor een uitgebreid praatje. Ik vraag Jill of ze er ooit stil bij heeft gestaan wat de muziek van The Triffids de mensen doet. 'Nee.', zegt ze, 'Maar ik begin het stilaan te begrijpen.' Ze lijkt overweldigd door de reacties en de emoties, het is bij momenten moeilijk geweest zegt ze. Hetzelfde verhaal bij Rob, als broer van emotioneel misschien wel de meest betrokken partij. Rob geeft nu les Aardrijkskunde, onder meer aan kinderen van voormalige fans, iets dat bij ouderavonden wel eens uitmondt in herinneringen ophalen. Hij spreekt bedachtzaam en blijft zijn vriendelijke zelf, ook al blijft een fan vragen stellen over de dood van Dave. De re-issue van Born Sandy Devotional, met extra booklet, wordt door iedereen met de glimlach getekend. Het typeert The Triffids, en misschien zijn ze daarom nooit een supergroep geworden. Het blijven gewone, nuchtere mensen die met beide voeten op de grond staan, getekend door emoties, eerlijk in hun emoties. Moet je succesvol zijn om goed te zijn?
Ik verlaat KC België, overweldigd. Een rit van iets meer dan een uur scheidt me van een donker en stil huis dat op me wacht. Ik voel nog steeds de opwinding van een avondje Triffids, slapen gaat nu niet. Ik plaats Born Sandy Devotional in de CD-speler. David McComb zingt 'The Seabirds' en ik voel een huivering opkomen. Het zal nooit meer hetzelfde zijn.

vrijdag, juni 23, 2006

Spectator Of Life

Ik sluit mijn ogen om niets meer te zien. Het helpt niet. De wereld trekt zich als een Lynchiaans inferno aan me voorbij. De angst en de waanzin kruipen langzaam dichterbij. Leiden mij naar de diepste recessen van mijn geest, naar de rand van de afgrond. Twijfel voedt twijfel in een eindeloze beweging, het perpetuum mobile van verstikkende gedachten. Ik weet dat ik zo niet verder kan, maar stap verder naar de rand. Ik balanceer.
Waarom kijk ik je ogen waarin ik niet mag kijken, waarin ik verdrink? Telkens opnieuw een nieuw paar ogen. Ik spring. Ijskoud water trekt me genadeloos naar de diepte, verstijft mijn bewegingen en doet mijn adem stokken. De twijfel lacht aan de oever als ik naar adem happend boven water kom en weer onder ga. De twijfel wordt sterker, telkens als weer als ik de steile rotsen op probeer te klimmen, naakt en geschaafd, en weer naar beneden schuif. Ik lig stil, beweeg me niet maar wacht op de eerste flauwe zonnestraal van een nieuwe dag om mijn huid te verwarmen. De twijfel danst Sint Vitus en kerft litteken na litteken in mijn hart.
Ik kijk naar jou in de hoop op redding, al weet ik niet of ik gered wil worden. Toch daal ik telkens af, van de rand van de wereld waar ik me thuis voel, naar jou toe. Ik zoek je warmte, al zeg ik dat ik zonder kan. Ik vraag je aandacht, luister naar me. Leg je vinger op mijn lippen als je weet dat ik genoeg gezegd heb. Jij begrijpt dat stilte sterker is dan welk woord in welke taal dan ook. Laat onze levens heel even een band smeden voor de twijfel weer komt. Raak me met je verhalen, met je lach en met je pijn, met alle gevoelens die je in je hebt. Ik neem ze in me op en koester ze als een zoete droom.
Ik weet dat ik hier niet thuis hoor. Laat me nu gaan, ook al valt het afscheid je soms zwaar. Ik weet dat het tijd is om te gaan. Ooit zie je me weer. Ik zal naar je kijken, met die droeve glimlach om mijn lippen als ik zie dat jij gelukkig bent. Je verhalen neem ik mee; je lach, je pijn en al je gevoelens ook. Een rantsoen in barre tijden.
Naast me loopt de angst, trouwste vriend van de mens. Hij blijft bij me, hij weet de weg. Hij heeft geen leiband nodig. Als je me nodig hebt dan weet je waar ik ben. In het huis dat ik gebouwd heb aan de rand van de wereld, waar ik neer kijk op de mensen. Kom niet bij me, hier wil je niet zijn. Dit is de plaats voor degene die niet passen in deze wereld, die observeren en niet deelnemen. Hier brandt het vuur dat de liefde zuiver houdt, vrij van alle onvolmaaktheden. Dit is mijn thuis.

dinsdag, juni 20, 2006

Camera Obscura: Abandoned Places


(c) Henk Van Rensbergen/abandoned places



Henk Van Rensbergen heeft een vreemde hobby: fotografie. Op zich is die hobby niet zo vreemd, maar wel het onderwerp: Verlaten fabrieksgebouwen en ziekenhuizen, oude gebouwen, industrieterreinen waar planten terug de overhand nemen op baksteen en staal. Roest, vuil, gebroken ruiten en graffiti op de muren. Maar vooral: de doordringende geur van verval. Geniet van:

www.abandoned-places.com




Henk Van Rensbergen has a strange hobby: photography. Not that strange, you might suggest, but the pictures prove you wrong. Abandoned hospitals, disused factories, old buildings, industrial sites where the undergrowth takes over from concrete and steel. Rust, dirt, broken windows and walls tagged with graffiti. But most of all: the penetrating stench of decay. Enjoy:

www.abandoned-places.com

Introvert!

Je kent dat gevoel misschien wel.
Je staat daar maar alleen te staan op een feestje, totaal onwennig. Het liefst zou je nu direct nog vertrekken, maar je hebt beloofd dat je zou komen, dus blijf je maar en zet je beste ik-vermaak-me-best gezicht op.
Je zit in een vergadering waar alle beslissingen genomen worden door de mensen die het hardst roepen en het minst van de zaak afweten. Jij hebt persoonlijk veel betere ideeën, maar je krijgt hier geen speld tussen, en al zou je dat doen, bij de minste tegenkanting zou je toch terug in je schulp kruipen.
Introvert? Het is geen schande. Psychologiemagazine van februari maakt komaf met het feit dat introverte mensen de maatschappij niks bijbrengen. Inegendeel.
Het was Jung die als eerste de term introvert en extravert introduceerde. Amerikaans psychologe Marti Olsen Laney schreef er een boek over, Het introverte type. Het introverte type heeft een imagoprobleem stelt ze. In een wereld waarin verwacht wordt dat alles snel gaat, activiteit wordt aangepezen en we bloot staan aan een massa externe prikkels, is er blijkbaar alleen nog plaats voor extraverte types. Neem daarbij dat volgens Marti Olsen Laney zowat 75% van de mensen extravert is, dan zijn de introverten fel in de minderheid. Zelfs al lijken deze cijfers overdreven en worden deze afgezwakt, dan nog blijft de introvert, die het moet hebben van introspectie, snel last heeft van overprikkeling en als minder empathisch wordt bestempeld , een buitenbeentje.
Toch heeft de introvert een aantal unieke eigenschappen. Ze kunnen hun aandacht goed richten en zijn daarom kunnen ze een onderwerp grondig en diepgaand analyseren. Stoor ze echter niet, want het is een noodzaak dat ze in alle stilte en rust kunnen werken. Ze zijn meester in het luisteren, dit in tegenstelling tot de extravert die zichzelf graag hoort praten. De introvert hoeft niet aan het woord te zijn, integendeel, hij voelt zich het meest comfortabel in een situatie waar hij kan luisteren en analyseren. Ondanks die schijnbare onbewogenheid en overdreven vriendelijkheid die extraverten etaleren, is de intravert aangewezen om diepe, langdurige vriendschappen mee te onderhouden.
Om te bewijzen dat introvertie wel degelijk zijn nut heeft, verwijst Laney naar de evolutiebiologie. Als extravertie dé aangewezen overlevingsstrategie zou zijn, dan zouden alle introverten nu al uitgeëvolueerd zijn. Toch is dit niet het geval en dat bewijst volgens Laney het nut van een bedachtzame, terughoudende kracht die voorkomt dat de mensheid zich zonder omzien in de gekste avonturen zou storten. Al leveren de extraverten de stoutmoedigste plannen, het is de intravert die ze plant, in goede banen leidt en er voor zorgt dat er niet té veel verkeerd gaat.
Ben je, zoals ik, introvert aangelegd? Er bestaan voldoende middelen om toch aan je trekken te komen.
Start een blog. Het is zo anoniem als je zelf wilt, en het geeft je de mogelijkheid je eigen ideeën en denkbeelden uiteen te zetten zonder overschreeuwd te worden door die lastige extraverten die er toch niks van snappen.
Zoek mensen op het internet waar je mee kan praten. Jij bent per slot van rekening degene die kan luisteren, en de meeste mensen hebben een luisterend oor nodig. Doe het via mail, zo heb je de tijd te analyseren en te antwoorden, en niet op een chatbox waar alles flitst en heen en weer gaat en je toch niet kan volgen.
Sluit je af van prikkels. Ik schrijf meestal 's nachts, in het donker, ver weg van alle prikkels komen de beste gedachten voort.
Ga uit van je eigen kracht, want die heb je, en trek je niks aan van wat een extravert daar over te zeggen heeft. Dat is toch maar oppervlakkige praat.
Introspectie is goed, maar stop er mee als het je meer zelfkritiek oplevert dan positieve dingen.

En onthoudt: Introvert zijn is geen schande!

zondag, juni 18, 2006

Imitation of life

Verblind stap ik van de duistere gang door de voordeur het heldere daglicht in. Op de drempel blijf ik even staan, met een hand tegen de muur geleund, om mijn ogen te laten wennen aan de helderblauwe hemel. Vannacht heeft het geregend. Op beschaduwde plekken zie ik nog het vocht op de grond dat nog niet verdampt is. Waarom ziet al het groen er groener uit na een regenbui? Ik sluit de voordeur af en stap over het gouden pad van gele steentjes. Plukjes gras en onkruid bewijzen mijn tuintechnische desinteresse. Nee, geef nu toe. Het is mijn aangeboren luiheid, mijn onwil om me te onderwerpen aan repetitieve, tijdrovende bezigheden die anders mijn leven zouden overheersen. Ik ga op weg naar de trein van negen uur vijftien.
De wereld lijkt minder rusteloos als ik het pad langs de spoorlijn volg. Helderder, transparanter, alsof ik nu eindelijk begin met het begrijpen van die wereld rondom mij. Ik ruik de zoetige geur van de witte bloemen die tussen het pad en de spoorlijn groeien, zie de regendruppels die glinsterende bolletjes vormen op de bladeren van de vrouwenmantel. Een wereld die ik ken maar waarvan ik me niet meer bewust was dringt zich aan me op. Ik proef de Latijnse benaming van vrouwenmantel. Alchemilla Mollis, Alchemilla Molly, Molly. Molly, in mijn gedachten een roodharige vrouw, jong en ontembaar wild, met ogen groen als het groene Eire waarin ze woont.
Ik daal de trap af naar een leeg perron en zet me neer op een bordeauxkleurige bank van metalen rasterwerk. De zon zindert en brengt de lucht in beweging, de trein in de verte snelt naar me toe als het ontwaken uit een droom. Verlate forensen bevinden zich halfweg een wereld van op tijd komen en lege coupés waarin ik een plaatsje bij het raam zoek. Schok-schok, langzaam en steeds sneller. Buiten het raam vliegen velden van groen met rode dotjes klaprozen voorbij, speelgoedhuisjes er tussenin gestrooid, onder bruggen door, wegen en naamloze gebouwen langs, tot die uitgelaten kermis sissend tot een stilstand komt. De metalen slang spuwtmensen uit en neemt nieuwe op, telkens hetzelfde ritueel herhalend tot hij bij zijn eindbestemming komt. Het laatste stuk kruipt de trein langzaam voort, behoedzaam en onderdanig, richting metalen kathedraal. Ik neem de briljante kleuren in me op, de vormen waarin het beton langs de sporen gespoten is, kunst van jongens en meisjes met sweaters en kappen op hun hoofd, hogepriesters van de kathedraal waarin we stoppen.
Kranten klappen gewoontegetrouw dicht als de dagelijkse gebruikers opstaan om zonder haast toch te laat te komen. Een man op een oranje wagen scharrelt op het perron, de borstels onderaan laten een spoor van vocht achter op de noppen van de tegels. Ik kijk omhoog. Tussen het grijs geschilderde staal en de geelbruine zandsteen staat op een reling een bak met witte en rode bloemen. Zorgvuldig giet een bediende de planten, verlegt zijn aandacht en kijkt naar de wirwar diep onder hem. Ik zou zweren dat onze blikken elkaar even kruisen en hij glimlacht voor hij zich omdraait en door de dubbele glazen deur naar binnen en aan het werk gaat.
Een meisje met blonde haren wacht op een stenen bank op haar trein. In haar ogen lees ik melancholie, terwijl een lege glimlach zich om haar mond vormt. Even ben ik gekluisterd, wil door die vensters tot diep in haar ziel. Don Quixote wil windmolens verslaan. Ik schud me los van haar weemoed. Het gevaar van ogen. Ze werken op me in als de verhalen die vreemdelingen elkaar vertellen rond een vuur op een ontdekkingsreiziger. De belofte van een ver land met onbekende schatten of verraderlijke wouden.
De winkelstraat in. De warmte verleidt de vrouwen tot meer bloot. Meer bloot om te bruinen, meer afgunst van andere vrouwen. Onwillekeurig keur ik. Met het keuren vraag ik me af waar ik naar zoek. Wat is de aanzet tot? Ogen. Benen en billen. Houding en sierlijkheid. Een rode schijn op bruine haren, blauwig op diepzwart. Een beweging, een blik, een glimlach misschien. Wegdromend tot er niets meer overblijft dan puur nog vorm en schoonheid.
Ik denk aan jou. Je naakte lichaam op ons bed, vanmorgen. Zwoele warmte die binnen in de huizen kruipt en niet meer buiten wil, de hitte van de laatste dagen. Lakens naast het bed, weggeschopt. Een lome lust 's morgens bij het ontwaken, als ik tegen je aanlig. Met zachte vingers schrijf ik duizend liefdesgedichten op je schouderbladen. Ik kus je nek, je rug, dralend, wervel voor wervel, trapje voor trapje schuif ik die helling af. Je lichaam smeekt en schreeuwt 'ga door, daal verder af!'. De licht zilte smaak van je billen. Ik streel de binnenkant van je dijen, krabbelend met de achterkant van mijn nagels, zalvend met kussen. Ik wacht voor de poort van je heiligdom. Laat me er in, ik ben een gelovige. Ik aanbid je. Ik wil in je zijn. Zuiver en stil in je zijn, geen beweging te veel. Jou boven op me voelen, het gewicht van je borsten op mijn borstkast, naakte huid tegen naakte huid. Verdrinken ik je kussen, onze tongen woelend en de speelse beten in je lippen. Mijn handen weer op je rug, dalend en rijzend. Het ritme van je ademhaling. Ondersteun mijn lust zodat ik in je kan blijven. Diep in je, samensmelten tot oneindigheid, tot de wereld niet langer draait en ik dit leven weer even aankan.
Ik zie je graag.