zondag, november 26, 2006
fitness
Fitness is eindelijk terug een beetje deel gaan uitmaken van mijn alledaagse leven. Het heeft weer even geduurd voor ik die drempel weer kon nemen, voor ik mezelf ertoe kon bewegen mijn gezellige zetel, waarin zich al een mooi, knus kuiltje had gevormd dat verdacht veel leek op een afdruk van mijn zitvlak, te verlaten. Die weerstand van lichaam en geest om je telkens weer naar de fitnesszaal te slepen, je om te kleden en in het gezelschap van mensen die er allemaal fitter uit zien dan jezelf op zo een martelwerktuig te kruipen? Is het herkenbaar? Zo ja, dan kan je even goed als ik beamen dat het meestal maar om een initiële weerstand gaat, want eens je daar bent dan wil je er tegenaan.
Ik volg niet het minste schema. Op goed geluk en gevoel neem ik plaats op een van die toestellen. Meestal gaat het dan om een fiets, een loopband of een toestel waarvan ik de naam maar niet kan onthouden maar dat je benen dwingt een soort onnatuurlijke elliptische beweging te maken op twintig centimeter van de grond terwijl je tegelijkertijd met je armen trekt en duwt. Je stelt je tijd, je niveau en je gewicht in en je start. Dat gewicht gaat echter nooit naar beneden – ik troost me met de gedachte dat ik misschien wel even veel aan spiermassa win dan dat ik aan vet en vocht verlies. Ondanks alles ga ik er van uit dat al die slogans toch wel ergens op waarheid berusten, en dat sporten goed voor me is.
Ik maal dus plichtsgetrouw mijn kilometers af op de fiets en dat elliptisch toestel. Het zweet stroomt in beken uit elke porie van mijn lichaam, langzaam naar beneden. Op een of andere manier lijkt het alsof al die zweetdruppels een geheime afspraak tot samenkomst hebben op mijn billen en tussen mijn benen, zodat ik er na een uurtje werken uitzie als een incontinente bejaarde.
De loopband is pas een echte marteling. Goed. Laten we zeggen dat het een fase is waar je door moet, en dat het ooit wel zal beteren. Het lijkt echter dat na al die maanden van noeste arbeid nog geen grammetje spier op mijn lichaam is verschenen en ik enkel en alleen besta uit een berg golvend en lillend vlees. Ik start op de loopband, en eens op een bepaalde snelheid kom ik in resonantie en begint alles te bewegen. Het willoze buikspek gaat op en neer, mijn borstkas is geen borstkas maar blijkt plots te bestaan uit twee borsten cup D die netjes links-rechts, links-rechts, mee op en neer deinen met mijn looptempo. Ik gooi een handdoek in mijn nek en laat hem netjes afhangen zodat geen mens die zeeziekmakende beweging merkt.
Gelukkig komt aan alles een eind, dus ook aan deze zelf opgelegde marteling. Tijd om een echte sauna te nemen ontbreekt me helaas, maar niets houdt me tegen een lekkere wisseldouche te nemen. Het is vreemd om in de kleedkamer de mannen te zien die even daarvoor nog met hun spieren pronkten. Hier gaat met een snelle beweging een handdoekje rond de gestaalde billen en dan is het met badhanddoek en onderbroek richting douches. Ze komen er niet uit voor ze netjes afgedroogd zijn en het piemeltje netjes verpakt is. Vreemd zeg ik, omdat na het lezen – nu ja, doorbladeren - van Goedele Liekens’ penisboek je zou denken dat er geen schaamte bestaat voor al die ideale maten. Niets is echter minder waar, ik denk dat geen van al die sporters te zien is op de foto’s in haar boek. Zou het dan toch waar zijn dat de meeste mannen gaan sporten om iets anders te compenseren?
Ik volg niet het minste schema. Op goed geluk en gevoel neem ik plaats op een van die toestellen. Meestal gaat het dan om een fiets, een loopband of een toestel waarvan ik de naam maar niet kan onthouden maar dat je benen dwingt een soort onnatuurlijke elliptische beweging te maken op twintig centimeter van de grond terwijl je tegelijkertijd met je armen trekt en duwt. Je stelt je tijd, je niveau en je gewicht in en je start. Dat gewicht gaat echter nooit naar beneden – ik troost me met de gedachte dat ik misschien wel even veel aan spiermassa win dan dat ik aan vet en vocht verlies. Ondanks alles ga ik er van uit dat al die slogans toch wel ergens op waarheid berusten, en dat sporten goed voor me is.
Ik maal dus plichtsgetrouw mijn kilometers af op de fiets en dat elliptisch toestel. Het zweet stroomt in beken uit elke porie van mijn lichaam, langzaam naar beneden. Op een of andere manier lijkt het alsof al die zweetdruppels een geheime afspraak tot samenkomst hebben op mijn billen en tussen mijn benen, zodat ik er na een uurtje werken uitzie als een incontinente bejaarde.
De loopband is pas een echte marteling. Goed. Laten we zeggen dat het een fase is waar je door moet, en dat het ooit wel zal beteren. Het lijkt echter dat na al die maanden van noeste arbeid nog geen grammetje spier op mijn lichaam is verschenen en ik enkel en alleen besta uit een berg golvend en lillend vlees. Ik start op de loopband, en eens op een bepaalde snelheid kom ik in resonantie en begint alles te bewegen. Het willoze buikspek gaat op en neer, mijn borstkas is geen borstkas maar blijkt plots te bestaan uit twee borsten cup D die netjes links-rechts, links-rechts, mee op en neer deinen met mijn looptempo. Ik gooi een handdoek in mijn nek en laat hem netjes afhangen zodat geen mens die zeeziekmakende beweging merkt.
Gelukkig komt aan alles een eind, dus ook aan deze zelf opgelegde marteling. Tijd om een echte sauna te nemen ontbreekt me helaas, maar niets houdt me tegen een lekkere wisseldouche te nemen. Het is vreemd om in de kleedkamer de mannen te zien die even daarvoor nog met hun spieren pronkten. Hier gaat met een snelle beweging een handdoekje rond de gestaalde billen en dan is het met badhanddoek en onderbroek richting douches. Ze komen er niet uit voor ze netjes afgedroogd zijn en het piemeltje netjes verpakt is. Vreemd zeg ik, omdat na het lezen – nu ja, doorbladeren - van Goedele Liekens’ penisboek je zou denken dat er geen schaamte bestaat voor al die ideale maten. Niets is echter minder waar, ik denk dat geen van al die sporters te zien is op de foto’s in haar boek. Zou het dan toch waar zijn dat de meeste mannen gaan sporten om iets anders te compenseren?